Gepubliceerd op dinsdag 2 augustus 2016
IEF 16167
Rechtbank Midden-Nederland ||
Rechtbank Midden-Nederland , IEF 16167; ECLI:NL:RBMNE:2016:4395 (Bandajanas tegen BV), https://www.ie-forum.nl/artikelen/modelrecht-voor-slipperzool-uit-samenstelconcept-waarschijnlijk-nietig

Modelrecht voor slipperzool uit samenstelconcept waarschijnlijk nietig

Vzr. Rechtbank 29 juli 2016, IEF 16167; ECLI:NL:RBMNE:2016:4395 (eiser tegen BV)
Modelrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Eiser heeft een concept bedacht van teenslippers die je kunt samenstellen door een keuze te maken voor een kleur zool, het materiaal en de kleur van de aan de zool te bevestigen bandjes en accessoires. Hiervoor is een Benelux-model gedeponeerd. De door eiser overgelegde voorbeelden van marketing en reclame is er steeds sprake van het gehele concept/de gehele Bandajana-slipper (zool plus bandjes en eventuele accessoires). De oudere JOLI-slipper was eerder op de markt dan BANDAJANAS-modeldepot. Het is onvoldoende aannemelijk dat eiseres met succes een beroep kan doen op bescherming van haar slipperzool op grond van intellectuele eigendomsrechten of slaafse nabootsing.

Benelux-model
4.6. Uit de foto’s bij het door [naam] ingeschreven model (zie 2.2) blijken de volgende (door [naam] aangevoerde) kenmerken: het gaat om een effen gekleurde slipperzool (van een niet nader te duiden materiaal) met drie lusjes (van een niet nader te bepalen formaat) van een glad (niet nader te duiden) materiaal in dezelfde kleur, die zijn doorgestikt en onzichtbaar in de zool zijn verwerkt (met een niet precies te duiden placering).
Indien deze kenmerken worden vergeleken met de slipperzool van [naam 2] (zie 2.5) wijkt alleen het materiaal van de lusjes af (glad materiaal in plaats van koord). Mogelijk wijken ook de afmeting, plaatsing en wijze van bevestiging van de lusjes af, maar deze eerste twee kenmerken blijken niet (voldoende) uit de modelinschrijving en het laatste kenmerk blijkt niet uit de beeldmateriaal van de slipperzool van [naam 2] dat de voorzieningenrechter voorhanden heeft, zodat deze mogelijke afwijkingen buiten beschouwing dienen te blijven, dan wel niet beoordeeld kunnen worden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het geconstateerde verschil (ander materiaal lusjes) zo gering dat het ingeschreven model (vrijwel) identiek is aan en bij de geïnformeerde gebruiker geen andere indruk wekt dan de vóór de datum van het modeldepot op de markt gebrachte slipperzool van [naam 2] , zodat onvoldoende is gebleken van de nieuwheid en het eigen karakter van het door [naam] ingeschreven model.
Op grond daarvan acht de voorzieningenrechter het – zoals [gedaagde] heeft betoogd – in hoge mate waarschijnlijk dat de bodemrechter te Amsterdam de modelinschrijving op deze gronden zal vernietigen, zodat [naam] in dit geding geen beroep kan doen op bescherming op grond van deze modelinschrijving.

Auteursrecht
4.7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een werk auteursrechtelijk beschermd is wanneer het ‘een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt’ (artikel 10 Aw). Van een ‘eigen oorspronkelijk karakter’ is sprake indien de vorm van het werk niet ontleend is aan die van een ander werk. Gelet op de – door [gedaagde] gestelde en door [naam] onvoldoende betwiste – grote overeenstemming tussen de slipperzool van [naam] en de oudere slipperzool van [naam 2] (zie ook 4.6), is de voorzieningenrechter van oordeel dat de slipperzool van [naam] is ontleend aan die van [naam 2] en dus (in ieder geval) een eigen persoonlijk karakter ontbeert. De slipperzool van [naam] is dus – zoals [gedaagde] heeft betoogd – geen werk in de zin van de Auteurswet, zodat [naam] geen beroep kan doen op de bescherming die deze wet biedt.

Slaafse nabootsing
4.8. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat het slaafs nabootsen van een product dat niet (langer) wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom in beginsel vrijstaat, maar onrechtmatig wordt indien de nabootser zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk te doen op bepaalde punten evengoed een andere weg had kunnen inslaan en door dit na te laten verwarring sticht. Vereist is, gelet op de eis van verwarring, dat het nagebootste product een eigen plaats inneemt op de markt.
De voorzieningenrechter is – zoals [gedaagde] heeft betoogd – van oordeel dat de slipperzool van [naam] geen eigen plaats inneemt op de markt. Dit kan mogelijk anders zijn met betrekking tot het gehele concept van [naam] , maar [naam] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hiervan (al dan niet ook) sprake is met betrekking tot (slechts) de slipperzool. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat in de door [naam] overgelegde voorbeelden van marketing/reclame steeds sprake is van het gehele concept/de gehele [naam] -slipper (zool plus bandjes en eventuele accessoires).
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het beroep van [naam] op slaafse nabootsing reeds op deze grond faalt.