Gepubliceerd op vrijdag 30 september 2022
IEF 20996
Hoge Raad ||
9 sep 2022
Hoge Raad 9 sep 2022, IEF 20996; ECLI:NL:PHR:2022:805 (Maytronics tegen ECG), https://www.ie-forum.nl/artikelen/conclusie-tot-verwerping-van-principale-cassatieberoep-maytronics

Conclusie tot verwerping van principale cassatieberoep Maytronics

Parket bij de HR 9 september 2022, IEF 20996; ECLI:NL:PHR:2022:805 (Maytronics tegen ECG)  Zie ook [IEF 19279] en [IEF 19994]. In deze kortgedingprocedure over merkenrecht is ECG (verweerster in cassatie, gedaagde in eerste aanleg) failliet gegaan hangende de procedure in cassatie, voordat de s.t. moest worden genomen. De curator heeft na verkregen toestemming van de rechter-commissaris besloten het geding over te nemen, zonder daartoe te zijn opgeroepen door Maytronics (eiseres tot cassatie, eiseres in eerste aanleg). De wettelijke basis daarvoor lijkt te ontbreken, zodat de procedure lijkt te zijn voortgezet tussen Maytronics en ECG.
Het principale beroep strandt grotendeels bij gebrek aan feitelijke grondslag en belang, waarbij in een aantal klachten geen recht wordt gedaan aan het gegeven dat dit een kortgedingprocedure is. Het voorwaardelijke incidentele beroep over spoedeisend belang zou inhoudelijk ook niet kunnen slagen bij gebrek aan belang, omdat het enkele feit dat niet voortvarend zou zijn opgetreden vóórdat een kort geding aanhangig wordt gemaakt, er niet aan in de weg staat dat een kortgedingrechter oordeelt dat aan het spoedeisend belang vereiste is voldaan. A-G Van Peursem concludeert tot verwerping van het principale cassatieberoep.

4.16  Met subonderdeel 1.5.3 bestrijdt Maytronics de laatste zin van rov. 5.14 als gebaseerd op een onbegrijpelijke lezing van de gedingstukken. Ik citeer die zin voor een beter begrip met de drie daaraan voorafgaande zinnen:

“[…] Ook het aanbieden van nog niet door Maytronics op de markt gebrachte producten, is niet zonder meer misleidend. Bij dat oordeel neemt het hof in aanmerking dat ECG bij haar aanbod uitdrukkelijk heeft vermeld dat het om producten ‘in de voorverkoop’ ging. Dat bij het betreffende aanbod onjuiste informatie zou zijn verstrekt, heeft Maytronics, tegenover de betwisting daarvan door ECG, niet onderbouwd, zodat deze stelling moet worden verworpen. Daarnaast heeft Maytronics haar stelling (in haar toelichting op de vorderingen 3 en 4) dat ECG tenminste zes producten heeft aangeboden die niet daadwerkelijk te koop waren niet nader geconcretiseerd, zodat onduidelijk blijft waar Maytronics op doelt.”

4.17 Ook deze klacht lijkt mij bij gebrek aan belang te moeten falen. De laatste zin is gelet op hetgeen daaraan voorafgaat niet dragend voor het oordeel (in de eerste zin van het citaat) dat het aanbieden van nog niet door Maytronics op de markt gebrachte producten, niet zonder meer misleidend is. Dat geldt zodoende ook voor de in de laatste zin bedoelde zes producten. Daarbij overweegt het hof in de laatste geciteerde volzin dat dit gaat om de stelling in de toelichting op vorderingen 3 en 4, die in hoger beroep niet meer voorlagen, omdat tegen de afwijzing daarvan door de voorzieningenrechter in rov. 4.17 niet incidenteel is gegriefd door Maytronics (vgl., onbestreden in cassatie, rov. 5.26). Het is geen dragende overweging en de motiveringsklacht is zodoende tevergeefs.