Artikel ingezonden door Dieuwke Oudijk, Novagraaf.
Banaal of bekend: de rol van het onderscheidend vermogen in het merkenrecht

Door Lianne van Boxel
Rigo Trading SA, eigenaar van snoepproducent Haribo, diende op 19 april 2022 een aanvraag in voor het onderstaande beeldmerk via een Internationale Registratie waarbij de Europese Unie werd aangewezen.
De aanvraag werd gedaan voor een groot aantal warenklassen en uiteenlopende producten, waaronder klasse 9 (o.a. opname apparatuur en computers), klasse 14 (juwelen en edelstenen), klasse 16 (papier), alsook klasse 25 (kleding) en klasse 28 (spellen en speelgoed). Opvallend genoeg werd het beeldmerk niet aangevraagd voor snoepjes. De inschrijving van dit beeldmerk is in september 2023 geweigerd door het Europese merkenbureau EUIPO vanwege gebrek aan onderscheidend vermogen.
Een teken moet onderscheidend vermogen hebben om als merk geregistreerd te kunnen worden, wat zoveel wil zeggen als dat het teken in staat moet zijn de waren of diensten van de ene onderneming te onderscheiden van die van een andere.
TESTAROSSA: normaal gebruik via licenties; vervallenverklaring deels vernietigd

Gerecht EU 2 juli 2025, IEF 23004; ECLI:EU:T:2025:660 (Ferrari SpA tegen EUIPO en Kurt Hesse). Het Gerecht vernietigt de beslissing van de Vijfde Kamer van Beroep van het EUIPO voor zover het woordmerk TESTAROSSA vervallen was verklaard voor “schaalmodellen van motorvoertuigen te land (speelgoed)” in klasse 28. Kern: Ferrari heeft het normale gebruik van TESTAROSSA voor deze waren voldoende aangetoond, ook al brachten derde speelgoedfabrikanten de modellen op de markt. Uit catalogi en verpakkingen van o.a. Bburago en Hachette blijkt dat TESTAROSSA zichtbaar werd gebruikt naast het merk FERRARI en met de duidelijke vermelding “Official Licensed Product”, waardoor het teken fungeerde als herkomstaanduiding (modelnaam van Ferrari) en niet louter als beschrijving van een getrouwe miniatuur. Dat het merk samen met andere tekens werd gebruikt of niet vergezeld ging van „®”/ „TM”, doet daar niet aan af; in de markt voor schaalmodellen is het juist gebruikelijk dat fabrikantmerk en modelnaam samen optreden. Tegen deze achtergrond neemt het Gerecht ook impliciete toestemming van Ferrari aan: Ferrari was op de hoogte van het licentiegebruik en verzette zich daar niet tegen, zodat gebruik “met toestemming” in de zin van art. 15 lid 2 GMVo (thans art. 18 EUTMR) is gegeven. De Kamer van Beroep miskende dit door te oordelen dat het gebruik slechts verwees naar een getrouwe nabootsing en niet naar commerciële herkomst.
Online Update European Accessibility Act op dinsdag 21 oktober 2025

Op 28 juni van dit jaar is de Europese richtlijn toegankelijkheidsvoorschriften in werking getreden. Deze richtlijn, ook wel bekend als de European Accessibility Act (EAA), heeft als doel om producten en diensten binnen de Europese Unie toegankelijker te maken voor mensen met een beperking. Op dinsdag 21 oktober om 9 uur nemen technologieadvocaten Michelle Seel en Jeroen Schouten (Pinsent Masons) u mee in de juridische en praktische implicaties van deze richtlijn. Zij bespreken in één uur wat de richtlijn betekent voor bedrijven, welke verplichtingen gelden en hoe organisaties zich kunnen voorbereiden op de handhaving. Kortom, een interactieve sessie die inzicht geeft in de toekomst van toegankelijke (digitale) dienstverlening in Europa.
Voor deze Online Update ontvangt u 1 PO-punt.
European Accessibility Act
De EAA geldt voor fabrikanten en importeurs van fysieke producten zoals ticketautomaten, telefoons, e-readers en betaalterminals. Ook bedrijven die communicatie- en e-commercediensten aanbieden, vallen onder de richtlijn. De focus ligt voornamelijk op digitale producten en diensten. Of het nu gaat om het gebruik van een geldautomaat, het boeken van een treinreis, of het navigeren op een webshop, de EEA zorgt ervoor dat mensen met een beperking niet meer worden buitengesloten en is een belangrijke stap naar een inclusievere digitale wereld.
Concreet betekent dit dat aanbieders en dienstverleners hun producten en/of diensten zo moeten ontwerpen dat ze bruikbaar zijn voor mensen met een beperking. Denk aan schermen met instelbare helderheid, spraak- en tekstmogelijkheden op websites en tijdens het telefoneren, en begrijpelijke gebruiksaanwijzingen.
Beëindiging licentie oorzaak voor niet-uitgave najaarseditie Numéro, niet handelen opdrachtnemer

Rb. Noord-Holland 24 september 2025, IEF 23003; ECLI:NL:RBNHO:2025:10940 (TIC c.s. tegen [gedaagde]). Partijen hebben tot en met het voorjaar van 2024 samengewerkt vanwege het uitgeven van Numéro Netherlands, een tijdschrift over fashion en lifestyle. PBQ was licentiehouder, TIC de uitgever, en [gedaagde] trad als editor-in-chief op, verantwoordelijk voor sales en inhoudelijke invulling. Hij verrichtte zijn werkzaamheden als ZZP’er in opdracht van TIC c.s. De samenwerking eindigde abrupt nadat de Franse licentiegever juli 2024 aankondigde de licentieovereenkomst met PBQ te beëindigen. TIC c.s. hebben daarop de najaarseditie niet uitgebracht en stellen dat [gedaagde] zijn verplichtingen heeft geschonden en inbreuk heeft gemaakt op hun exclusieve licentie. Zij vorderen onder meer schadevergoeding, betaling van een factuur en rente. [gedaagde] voert verweer en vordert in reconventie betaling van een openstaande factuur.
HR: geen sprake van merkenrechtelijke rechtsverwerking in zaak "Lucovitaal" tegenover "LEEF VITAAL"

HR 10 oktober 2025, IEF 23001; ECLI:NL:HR:2025:1549 (PK tegen Vemedia). PK is merkhouder van het woord- en beeldmerk "Lucovitaal". PK verwijt Vemedia inbreuk te maken op haar merkenrecht. Vemedia heeft namelijk het merk "LEEF VITAAL". Versailles, het moederbedrijf van Vemedia, is merkhouder van "LEEF VITAAL". Bij de procedure bij de rechtbank werd een beroep op rechtsverwerking gehonoreerd [IEF 20548]. PK gaat in hoger beroep, maar het hof komt tot dezelfde conclusie als de rechtbank [IEF 21675]. PK gaat in cassatie. A-G van Peursem onderbouwt in zijn conclusie dat het cassatieberoep niet slaagt [IEF 22418].
Uitlatingen House of Animals zijn onrechtmatig

Vzr. Rb. Midden-Nederland 2 oktober 2025, IEF 22999; ECLI:NL:RBMNE:2025:5164 (Het melkveebedrijf, de B.V en [eiser sub 3] tegen House of Animals c.s.). [eiser sub 3] is bestuurder en aandeelhouder van de B.V. De B.V. fokt honden en exploiteert een hondenpension. [gedaagde sub 2] is voorzitter van dierenbeschermingsorganisatie House of Animals. House of Animals c.s. hebben op hun sociale media negatieve uitlatingen over de B.V. gedaan. Zij beschuldigen de B.V. van ernstige misstanden en dierenmishandeling. De B.V. zegt dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn. De vorderingen van het melkveebedrijf en [eiser sub 3] worden meteen afgewezen omdat zij volgend de rechtbank geen belang hebben bij de vordering. De voorzieningenrechter maakt een belangenafweging tussen de reputatie van de B.V. en de vrijheid van meningsuiting van House of Animals c.s.
"MAGIC PUSSY" niet in strijd met de openbare orde of goede zeden

DECISION of Fifth Board of Appeal 7 februari 2025, IEF 22998; R1009/2024-5 (Rocket Bean Café tegen EUIPO). Rocket Bean Café doet aanvraag voor EU-woordmerk "MAGIC PUSSY" voor virtuele en echte koffie (klasse 9 en 30). De examiner van het EUIPO wijst de aanvraag af wegens strijd met de openbare orde/goede zeden wegens de dubbele betekenis van het woord "pussy". Primair betekent het "katje" maar het Engelstalige publiek zal het teken opvatten als "the magical female external genitalia" (magische vrouwelijke genitaliën). Volgens de examiner wordt dit als vulgair, schokkend en ongepast beschouwd. Rocket Bean Café voerde aan dat andere merken wel met het woord "pussy" worden ingeschreven.
HvJ EU: hoger beroep Boehringer niet toegelaten

HvJ EU 1 oktober 2025, IEF 23000; ECLI:EU:C:2025:740 (Boehringer Ingelheim Pharma GmbH & Co. KG tegen EUIPO en Glenmark Pharmaceuticals Europe Ltd). Het Hof laat het door Boehringer Ingelheim op 23 januari 2025 ingestelde hoger beroep tegen het arrest van het Gerecht van 13 november 2024 in zaak T-524/23 Shape of inhaler niet toe. Op grond van artikel 58a van het Statuut en de artikelen 170a en 170b van het Reglement van Orde moet de appellant in een aparte toelatingsaanvraag duidelijk en gedetailleerd aantonen dat het beroep een kwestie opwerpt die significant is voor de eenheid, de consistentie of de ontwikkeling van het Unierecht. De drie ingeroepen middelen, te weten een schending van artikel 7 lid 1 onder e punt ii van Verordening nr. 40/94 over vormmerken met technische uitkomst, verdraaiing van feiten en bewijs, en een motiveringsklacht ontleend aan artikel 94 van Verordening 2017/1001, blijven volgens het Hof te algemeen. Zij richten zich vooral op feitelijke waarderingen en verwijzen in abstracte zin naar rechtspraak, waaronder Gömböc, zonder concreet te maken waarom er een rechtsvraag van het vereiste gewicht speelt. Het Hof herinnert er bovendien aan dat artikel 94 van Verordening 2017/1001 ziet op de motiveringsplicht van EUIPO en niet op die van het Gerecht.
Verwarringsgevaar bevestigd: “LUX 1991” te veel op “LUX TOOLS”

Gerecht EU 1 oktober 2025, IEF 22996; IEFbe 4009; ECLI:EU:T:2025:933 (Group Pack sp. z o.o. tegen EUIPO en Obi Group Sourcing GmbH). Het Gerecht (Zevende kamer) wijst in zaak T-566/24 het beroep van Group Pack sp. z o.o. af tegen de beslissing van de Eerste Kamer van Beroep van het EUIPO van 30 augustus 2024 (R 494/2024-1). De aanvraag betrof het EU-beeldmerk LUX 1991 voor waren in klassen 6, 16 en 21; oppositie was ingesteld op basis van het oudere EU-beeldmerk LUX TOOLS van OBI Group Sourcing/Emil Lux voor o.m. identieke waren in diezelfde klassen. De Kamer van Beroep nam het Italiaans- en Spaans-sprekende deel van het relevante EU-publiek als referentie (voldoende is verwarringsgevaar in een deel van de EU) en oordeelde dat de waren identiek zijn, de tekens visueel gemiddeld en fonetisch ten minste gemiddeld overeenstemmen, en dat de begripsmatige vergelijking neutraal blijft.
Artikel ingezonden door Roland Wigman.
De kont van een koe en de overdracht van auteursrecht.

Bron foto: https://jollycontrarian.com/index.php?title=Albert_Haddock; fotograaf onbekend, het lijkt een still uit of persfoto van de BBC film A Negotiable Cow uit 1967.
Het nieuwe schriftelijkheidsvereiste voor de overeenkomst tot overdracht van auteursrecht.
Roland Wigman
Voor de levering [1] van auteursrecht en naburige rechten heeft altijd het zogeheten aktevereiste gegolden. De eis van een akte volgt uit artikel 3:95 BW. In dat artikel is geregeld dat goederen (daaronder vallen ook auteursrechten) waarvoor geen aparte regeling is opgenomen in de artikelen 3:89 tot en met 3:94 BW worden geleverd door een daartoe bestemde akte.
Per 1 januari 2026 zullen naar verwachting de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten worden gewijzigd. Vanaf dat moment zal ook voor de overeenkomst tot overdracht [2] gelden dat die schriftelijk moet worden aangegaan.
Schriftelijk
Wat betekent dat schriftelijkheidsvereiste nu precies? Betekent dat dat de overeenkomst op papier moet zijn vastgelegd. En zo ja, is dan krantenpapier of WC papier ook goed? In 2018 heeft de Procureur Generaal bij de Hoge Raad zich over deze kwestie uitgelaten.[3] In die zaak speelde de vraag wat nu precies een akte is. De Procureur Generaal begon met vast te stellen dat de akte een ‘geschrift’ is. En wat was dan een geschrift? Een geschrift is “iedere drager van verstaanbare leestekens die een gedachte-inhoud vertolken. Op welk materiaal deze leestekens zijn aangebracht is irrelevant, evenals in welke taal dit is gebeurd.” Deze eis zal dus ook gelden voor de ‘schriftelijk aangegane overeenkomst’, die is immers ook een geschrift.
Met “verstaanbaar” zal niet zozeer ‘leesbaar’, maar veeleer ‘begrijpelijk’ zijn bedoeld, maar dat is een interpretatie van schrijver dezes. Interessanter is echter dat de Procureur Generaal aangeeft dat het materiaal irrelevant is. Dat betekent dat ik het auteursrecht kan overdragen (en leveren) bij een overeenkomst geschreven op de kont van een koe.[4][5]