Onafgebroken in de rechterbovenhoek
Rechtbank Amsterdam, 31 mei 2006, KG 06-944. Talpa Media Holding B.V. & Talpa TV B.V. tegen TV 10 B.V. (Met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap).
Het gebruik zoals Talpa thans voornemens is van het cijfer 10 valt niet onder de reikwijdte van het in het vonnis van 2 juni 2005 opgenomen verbod, welk verbod is bekrachtigd in het arrest van het Hof Amsterdam van 15 oktober 2005.
In dat vonnis, van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 2 juni 2005, is het Talpa verboden de tekens TIEN, TV= TIEN, TV TIEN, TIEN =TV en TIEN.TV te gebruiken ter onderscheiding van haar televisiediensten of onderneming. In het onderhavige geding gaat het om de vraag of Talpa dwangsommen zal verbeuren indien zij het cijfer 10 gebruikt in een reclamecampagne die de strekking heeft televisiekijkers ertoe te bewegen om televisiezender Talpa te programmeren onder voorkeurstoets 10 van hun afstandsbediening.
Talpa wenst hiertoe het cijfer 10 in de rechterbovenhoek van het televisiescherm te tonen en slogans te gebruiken met de zinsnede “bij Talpa op 10”.
Op grond van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht wordt er vooralsnog van uitgegaan dat Talpa het cijfer 10 niet zal gebruiken ter onderscheiding van haar televisie- diensten dan wel haar onderneming. Daarvoor gebruikt Talpa het merk Talpa. Het cijfer 10 zal in de campagne steeds in combinatie met het logo en/of de naam van Talpa worden gebruikt. Ook indien het cijfer 10 onafgebroken in de rechterbovenhoek van het televisiescherm is te zien, wordt dit aangemerkt als uitsluitend beschrijvend gebruik van het kanaalnummer, nu ook het logo van Talpa onafgebroken in beeld is. Niet is komen vast te staan dat het cijfer 10 door Talpa zelfstandig wordt gebruikt ter onderscheiding van haar televisiediensten dan wel haar onderneming.
De voorzieningenrechter verbiedt TV 10 Talpa te verhinderen het cijfer 10 zoals afgebeeld in de dagvaarding (10 in cirkel in rechterbovenhoek, zie afbeelding) en in slogans met de zinsnede “bij Talpa op 10”.
Lees het vonnis hier. Genoemde eerdere uitspraken hier.
(TV 10 heeft inmiddels aangekondigd in hoger beroep te gaan)
Een courant gegeven
Rechtbank Tongeren, 22 mei 2006. VZW Cityparade tegen ACW Limburg (de griffie heeft de naam van de partijen in alcoholstift uitgedaan).
Vonnis over de vraag of het concept van een 'dance-parade' auteursrechtelijk is beschermd. Nee, zegt de voorzitter van de rechtbank, 'een evenement waarbij men met een stoet van wagens in het kader van een bepaald thema door een stad trekt langs een vastgestelde route, is een courant gegeven.' Het ingeroepen beeldmerk City Parade wordt helemaal niet door verweerder gebruikt en de vordering inzake de beweerde inbreuk op het merkrecht is dus ongegrond. Dreigende negatieve publiciteit is ook niet aangetoond.
Lees het vonnis hier.
Het getorste reliëf
Gerecht van Eerste Aanleg, 31 mei 2006, zaak T-15/05. Wim de Waele tegen OHIM
Heeft een vorm, die wordt gekenmerkt door het getorste reliëf in de vorm van een streng, onderscheidend vermogen voor darmen en charcuterie? Volgens het Gerecht niet: de aangevraagde vorm is dus een variant van de basisvormen voor charcuterie.
De Waele heeft een aanvraag ingediend voor een driedimensionale vorm voor onder meer klasse 18: "Darmen voor charcuterie". Na afwijzing wegens het gebrek aan onderscheidend vermogen heeft de kamer van beroep de beslissing ten dele herzien door te oordelen dat het aangevraagde merk wel onderscheidend vermogen heeft voor melkproducten.
De Waele bekritiseert het feit dat de kamer van beroep heeft geoordeeld dat, hoewel het relevante publiek bestaat uit professionelen, dit geen invloed heeft op de beoordeling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk. Wat het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk betreft, is hij van mening dat de door hem gebruikte vorm van darmen voor charcuterie uniek is, en dat deze vorm bijgevolg de mogelijkheid biedt om zijn waren te onderscheiden van alle andere op de markt aanwezige waren en deze te identificeren. De Waele stelt dat de geclaimde vorm onderscheidend vermogen heeft, zelfs indien wordt aangenomen dat het doelpubliek ook de gemiddelde consument omvat.
Het Gerecht preciseert eerst "[...] dat geen onderscheid behoeft te worden gemaakt tussen darmen zonder meer en „darmen voor charcuterie bestemd voor professionele afnemers”. Aangezien lege darmen voor charcuterie als zodanig geen levensmiddelen voor courant gebruik zijn, is de afnemer, of het nu gaat om een professionele charcuterieproducent dan wel om een particuliere persoon, noodzakelijkerwijs in zekere mate vertrouwd met de sector."
Ten aanzien van het relevante publiek oordeelt het Gerecht "[...] dat met betrekking tot verpakkingswaren is geoordeeld dat, ook al zijn het in beginsel professionelen en niet eindverbruikers in het algemeen die deze waren kopen, deze aankoop niettemin gebeurt met het oog op de latere verkoop van verpakte waren aan de eindverbruikers, en dat de perceptie door laatstgenoemden bijgevolg ook in aanmerking moet worden genomen. [...] Of een merk als merk van de verpakking dan wel als merk van de eindproducten wordt gebruikt, is een commerciële keuze van de houder van het merk, die kan veranderen na de inschrijving ervan, en dit mag de beoordeling of het teken als merk kan worden ingeschreven, dan ook op geen enkele wijze beïnvloeden."
Vervolgens gaat het Gerecht in op de vraag of de kamer van beroep terecht heeft geconcludeerd dat het het aangevraagde merk elk onderscheidend vermogen mist voor darmen van charcuterie, uitgaande van de perceptie door het relevante publiek. Deze perceptie is niet noodzakelijk dezelfde als bij een woord- of beeldmerk, omdat de gemiddelde consument niet gewend is om de herkomst van de waar bij gebreke van enige grafisch of tekstueel element af te leiden ui de vorm ervan of uit die van de verpakking. Onderscheidend vermogen zou dus moeilijker kunnen worden aangetoond. Volgens vaste jurisprudentie bezit de vorm van de verpakking van dergelijke waren slechts onderscheidend vermogen wanneer hij onmiddellijk kan worden waargenomen als een aanduiding van de herkomst van de betrokken waren.
Ten aanzien van de vorm stelt het Gerecht "[...] dat voor de beoordeling of de betrokken vorm van de darm door het publiek kan worden opgevat als een aanduiding van de herkomst van de waar, de door de uiterlijke verschijningsvorm van deze darm opgeroepen totaalindruk moet worden onderzocht. Zoals de kamer van beroep heeft verklaard, vormen nieuwe of originele elementen bovendien geen relevante criteria voor de beoordeling of een merk onderscheidend vermogen bezit, zodat een driedimensionaal merk niet op grond van originaliteit alleen kan worden ingeschreven. Het moet zich wezenlijk onderscheiden van de basisvormen van de betrokken waar die gewoonlijk in de handel worden gebruikt, en mag geen gewone variant van deze vormen zijn."
"Wat de in casu aan de orde zijnde vorm betreft, zij vastgesteld dat de door het merk opgeroepen totaalindruk wordt gedomineerd door de langwerpige vorm, en dat het getorste aspect ervan minder in het oog springt. Een langwerpige vorm is echter de meest gangbare vorm voor darmen en charcuteriewaren, zoals blijkt uit de voorbeelden die het BHIM heeft gegeven. Ook het oppervlak verschilt niet wezenlijk van de basisvormen die in de charcuteriesector worden gebruikt."
"De vorm waarvan verzoeker de inschrijving vraagt, wijkt derhalve slechts in zoverre af van de vormen die gewoonlijk in de betrokken sector worden gebruikt, dat het geometrische patroon ervan duidelijker uitkomt. Zoals de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld, is het getorste aspect van de als merk aangevraagde vorm slechts wat meer geaccentueerd dan die van andere charcuteriewaren, en aangezien de overige kenmerken geenszins ongebruikelijk zijn, volstaat dat niet om de betrokken verpakkingsvorm een voldoende specifiek globaal aspect te verlenen waardoor de consument deze op ondubbelzinnige wijze zal opvatten als een aanduiding van de herkomst van de betrokken waren (zie in die zin arrest Henkel, reeds aangehaald, punt 49). De aangevraagde vorm is dus een variant van de basisvormen voor charcuterie, zodat het relevante publiek, ook al bestaan er geen identieke vormen, niet zonder analytisch of vergelijkend onderzoek en zonder bijzondere oplettendheid de door verzoeker verkochte darmen of de door hem verpakte charcuterie kan onderscheiden van die van andere ondernemingen."
Tot slot: "Aangaande verzoekers argument dat volgens de rechtspraak de gemiddelde consument zich ervan bewust is dat de vorm van de verpakking van de betrokken waren wordt gebruikt als een aanduiding van de commerciële herkomst, behoeft slechts te worden vastgesteld dat het Gerecht in de door verzoeker aangehaalde rechtspraak geenszins heeft geoordeeld dat de eindverbruikers zich bewust zijn van de vorm van de verpakking van alle courante verbruiksgoederen, doch zijn beoordeling heeft beperkt tot de in geding zijnde waren. In casu is er echter geen enkele reden om aan te nemen dat de producenten van darmen of charcuterie ernaar streven, hun waren te onderscheiden door de vorm van de darmen, en dat de charcuterieproducenten en de consumenten daardoor in staat zijn, de vorm van de darmen en van de charcuterie als een aanduiding van herkomst te beschouwen. Dat argument dient dus te worden afgewezen."
Hieruit volgt dat de kamer van beroep artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 niet heeft geschonden. Het beroep wordt aldus verworpen.
Lees het arrest hier.
Zie bericht hieronder

Ik wil haar opvrolijken. Neem een van de lange dunne pepers in mijn handen. 'Die heb ik gemist. De Nederlanders zijn zo rijk, maar het enige dat ze eten zijn hun slappe broodjes zonder smaak.'
'Wat mis je nog meer?' vraagt ze. Het is geen rare vraag, maar niemand heeft hem eerder gesteld. We missen allemaal dezelfde dingen, maar we hebben het er niet over.

Felice neemt een slok van haar thee. De tafels in het café zijn dunner en kleiner dan in de sportkantines die ik ken, de stoelen zijn van dunne gebogen buizen, bij onze thee krijgen we een heel klein koekje dat in een glimmend papiertje verpakt is. Een hap en het is weg. De serveerster heeft twee glazen heet water en een gevlochten mand vol papieren zakjes met thee voor ons neergezet. Felice heeft een paars zakje gepakt, ik een rode – thee die smaakt zoals het bed van Youssou ruikt.
'Hoe is het met Gerben?' vraag ik. De naam blijft bijna steken in mijn keel.
'Goed. Hij heeft het nog vaak over je. Hij wil voetballer worden, net als Wembley. Hij wil bij een echte club.'
'Ik ben mijn belofte niet vergeten. Ik leer hem voetballen. Beter dan hij kan leren bij een echte club. We gaan gewoon samen naar een park. De hele dag tegen een bal aan trappen is de enige manier om het te leren. Daar heb je geen trainer voor nodig, of gekleurde hesjes, of lichtmasten.'
Felice glimlacht, de zon in haar tanden. Haar lach is de lach van Dioudi, van elke mooie vrouw. Als ze lacht begrijp ik pas hoe lang ik alleen ben. Hoe lang geleden en hoe ver weg Dioudi is.
Het gebruikelijke copyright
Richard Osinga, de schrijver die in zijn roman Klare Taal een van de hoofdpersonen liet zeuren “over de onredelijke vragen die ze bij het tentamen Intellectueel Eigendom gesteld hadden” (eerder bericht hier), heeft een oplossing gevonden voor de auteursrechtelijke bezwaren van zijn uitgever tegen een online cc-gelicentieerde publicatie van zijn nieuwe roman Wembley:
“In januari deed ik het eindelijk: ik stelde voor om Wembley uit te geven met een Creative Commons licentie, in plaats van het gebruikelijke copyright. De licentie die ik voorstelde zou betekenen dat mensen het boek mogen kopiëren voor niet commerciële doelen. Het zou betekenen dat ik een PDF-versie van het boek op mijn site kon zetten en mensen die gratis konden downloaden en verder verspreiden. Ik schrijf om gelezen te worden en niet voor het geld. Dat is maar goed ook, want echt geld valt er ook niet mee te verdienen. Querido zei niet direct nee, maar ze wilde eerst een en ander uitzoeken. Het is er dus niet van gekomen deze keer. Er staat weer gewoon voorin (c) Richard Osinga, niets uit deze uitgave etc. etc.
Ik heb in overleg met Querido wel een andere manier gevonden om het boek online te publiceren (zou bij het overleg het citaatrecht ter sprake zijn gekomen?). Vandaag gaat 'Wembley pagina per pagina' van start, een actie waarbij weblogs een fragment van Wembley op kunnen nemen. Bij elk stuk zit een link naar het volgende fragment. Als genoeg mensen meedoen staat binnenkort het hele boek online.
Ik vind het zelf een hele leuke actie en ik hoop dat er veel weblogs meedoen. En ik zal proberen het volgende boek wel met een echt copyleft gepubliceerd te krijgen."
Lees hier meer.
Eerst even voor jezelf lezen
Conclusie AG Huydecoper, Hoge Raad, 12 mei 2006, zaaknr. C05/098HR. Kruidvat Retail B.V. tegen Lancôme, Cacharel, LÓréal etc.
“Deze klacht ziet er aan voorbij dat aantasting van een werk zeer wel kan bestaan in ingrepen die de auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk zelf niet raken. De Memorie van Toelichting bij de wijzigingswet van 1972 noemt een verhelderend voorbeeld: publicatie van een werk in een vorm of omgeving “van min allooi” Een dergelijke publicatie hoeft aan het werk zelf niets te veranderen, maar levert toch aantasting op.
Men kan zich geredelijk voorstellen hoe, met name, werken van beeldende kunst kunnen worden “aangetast” door ingrepen die de trekken van het werk zelf ongemoeid laten, zoals het aanbrengen of veranderen van ontsierende coderingen op overigens “neutrale” oppervlakken van het werk(exemplaar).”
Lees de volledige conclusie hier.
GvEA, 31 mei 2006, zaak T-15/05. Wim De Waele tegen OHIM.
Weigering vormmerk wokkelworst (afbeelding in arrest).
“De vorm waarvan verzoeker de inschrijving vraagt, wijkt derhalve slechts in zoverre af van de vormen die gewoonlijk in de betrokken sector worden gebruikt, dat het geometrische patroon ervan duidelijker uitkomt. Zoals de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld, is het getorste aspect van de als merk aangevraagde vorm slechts wat meer geaccentueerd dan die van andere charcuteriewaren, en aangezien de overige kenmerken geenszins ongebruikelijk zijn, volstaat dat niet om de betrokken verpakkingsvorm een voldoende specifiek globaal aspect te verlenen waardoor de consument deze op ondubbelzinnige wijze zal opvatten als een aanduiding van de herkomst van de betrokken waren.
De aangevraagde vorm is dus een variant van de basisvormen voor charcuterie, zodat het relevante publiek, ook al bestaan er geen identieke vormen, niet zonder analytisch of vergelijkend onderzoek en zonder bijzondere oplettendheid de door verzoeker verkochte darmen of de door hem verpakte charcuterie kan onderscheiden van die van andere ondernemingen.”
Lees het arrest hier.
Lolbroek (2)
O.a. nu.nl bericht over een aardige tentamenvraag. Bavaria spant een kort geding aan tegen de KNVB omdat voetbalsupporters de door de brouwerij voor het stadion uitgedeelde ‘leeuwenhose’ het kledingstuk voorafgaand aan de wedstrijd van Oranje tegen Kameroen moesten inleveren. Volgens de KNVB gelden in het stadion de eigen huisregels en mag zij opkomen voor de belangen van haar eigen sponsors .
"Het gaat alle perken te buiten dat de KNVB de kledingkeuze van Oranjefans bepaalt en onaangekondigd de leeuwenhosen invordert. "Word je straks ook geweigerd wanneer je Adidas-schoenen draagt, aangezien Nike de hoofdsponsor is van het Nederlands elftal? Zelfs de FIFA geeft op haar site expliciet aan dat er voor bezoekers geen speciale regels zijn ten aanzien van hun kleding tijdens de FIFA World Cup. (…) wij hadden een vergunning van de gemeente Amsterdam voor het uitdelen van de broeken buiten het stadion.
Volgens de KNVB voeren de wereldvoetbalbond en de Europese voetbalbond FIFA en UEFA echter hetzelfde sponsorbeleid.
De plek waarvoor deze is gemaakt
De Tubantia bericht over de plaatselijke interpretatie van het auteursrecht in Lichtenvoorde: “Bovendien vinden de heemkundigen dat het auteursrecht van de kunstenaar die de leeuw ooit schiep, zich ook uitstrekt tot de plek waarvoor deze is gemaakt.”
“De oudheidkundige vereniging in Lichtenvoorde is geschrokken van het plan om de bekende Kei naar de andere kant van de Markt te slepen.Bij de herinrichting van het centrum van Lichtenvoorde wordt voorgesteld de steen en ook het Heilig Hartbeeld bij de Bonifaciuskerk aan de Rapenburgstraat te verplaatsen. Maar volgens het bestuur van de oudheidkundige vereniging is de huidige plek voor beide monumenten juist essentieel.
De flint van zo’n 20 ton zwaar werd in 1874 door de gezamenlijke schoenmakers van het leerdorp eigenhandig naar de Markt gesleept, een activiteit die de inwoners van Lichtenvoorde voortaan de bijnaam ‘De Keienslöppers’ zou opleveren. De kei met de leeuw erop bepaalde altijd het beeld van de Markt en is ook in de volksmond een begrip. Een aanduiding als ‘Hulshof achter ’n grootn steen’ zou een holle frase worden als de bedoelde steen er niet meer staat. Bovendien vinden de heemkundigen dat het auteursrecht van de kunstenaar die de leeuw ooit (?) schiep, zich ook uitstrekt tot de plek waarvoor deze is gemaakt.
(…) Door deze verandering krijg je desoriëntatie. Stel je voor dat je de plek op een ansicht niet eens meer herkent.”
Lees hier meer.
Hoger beroep
BN De Stem bericht heel kort over het hoger beroep (gisteren) in de NVM-Zoekallehuizen.nl-zaak. “De strijd van de makelaarsvereniging NVM tegen de website Zoekallehuizen.nl heeft niets te maken met het beschermen van de positie van de NVM-huizensite Funda op internet. Daarvan probeerde de brancheorganisatie het gerechtshof in Arnhem gisteren te overtuigen.
De rechter had volgens de makelaars zijn oordeel over het beperken van concurrentie alleen op basis van uitgebreid marktonderzoek kunnen doen, en dat is niet gebeurd. Bovendien vinden de NVM-makelaars dat er wel sprake is van inbreuk op auteursrecht en databankrecht. In het hoger beroep stelt de NVM bovendien dat hun leden schade lijden door slordigheden in de vermeldingen op Zoekallehuizen.nl. Zoekallehuizen.nl stelde dat de rechter over databankrecht en auteursrecht goed heeft geoordeeld. Uiterlijk 4 juli wordt een arrest verwacht.”
Lees hier iets meer.
Doelmatig voorschrijven 2006
Gerechtshof Arnhem, 30 mei 2006, LJN: AX4146. Artsen en Patiëntenorganisaties tegen Menzis c.s.
Na het arrest over de 'rationele module' (eerder bericht hier), nu een vervolg over de module 'doelmatig voorschrijven 2006', met een vleugje Reclamebesluit geneesmiddelen.
De patiëntenorganisaties en artsen stellen onder meer dat de handelwijze van Menzis c.s. strijdig is met regelgeving – met name het Reclamebesluit geneesmiddelen – die beperkingen stelt aan het maken van reclame voor geneesmiddelen.
Het hof: "Ook de aan het Reclamebesluit geneesmiddelen ontleende argumenten kunnen voorshands niet leiden tot toewijzing van de vordering. De module is niet gericht op – en leidt ook niet tot – het bevorderen van de afzet van geneesmiddelen waarop de definities van artikel 1 van het besluit zich richten. In dat verband is van belang dat de module, gegeven de medische noodzaak een statine of protonpompremmer voor te schrijven, slechts de keuze binnen de daartoe beschikbare alternatieven beïnvloedt, waarbij het voor te schrijven middel (simvastatine respectievelijk omeprazol) wordt aangeduid met de stofnaam en niet met één van de specifieke productnamen waaronder de verschillende fabrikanten het desbetreffende middel op de markt brengen. De module is derhalve niet gericht op – en leidt ook niet tot – vergroting van de afzet van geneesmiddelen in het algemeen, noch is zij gericht op – of leidt zij tot – vergroting van de afzet van een specifiek product van een bepaalde fabrikant. Gelet ook op het doel van de module – kort gezegd: kostenbeheersing – volgt daaruit dat het aanbieden van en uitvoering geven aan de module niet valt onder het begrip reclame zoals het besluit die beoogt te reguleren. Het oordeel van de voorzieningenrechter omtrent het toepassingsgebied van het Reclamebesluit en de daartegen aangevoerde grieven behoeven derhalve geen (verdere) bespreking."
Lees het arrest hier.