Gepubliceerd op donderdag 15 november 2012
IEF 12007
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Vragen over duurverlenging naburige rechten, afgekochte sessiemuzikanten, remastering en lastenverzwaring

Verslag van de wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van de Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten, Kamerstukken II 2012-2012, 33 329, nr. 4.

Een verslag met de volgende inhoudsopgave:

I. ALGEMEEN
1. Inleiding
2. Verlenging van de beschermingsduur en reikwijdte richtlijn
3. Aanvullende maatregelen
4. Beleidsruimte
5. Administratieve lasten en nalevingskosten
II. Artikelen

PVV en CDA-fracties vragen zich af: De sessiemuzikanten zijn toch juist afgekocht? Hoe denkt de regering dat gerechtigde sessiemuzikanten kunnen worden gevonden, nu zij 50 jaar geleden zijn afgekocht? Als platenmaatschappijen in het vervolg voor de periode van 50 jaar van ieder fonogram moeten bijhouden welke sessiemuzikanten daaraan hebben meegewerkt, leidt dit dan niet tot een onwenselijke lastenverzwaring?

De fracties van de VVD, PvdA, PVV en CDA stellen soortgelijke vragen: Betekent remastering of remixing naar het oordeel van de regering dat een nieuw beschermd fonogram ontstaat? Zo ja, hoe kan worden vastgesteld welke versie van een product (oorspronkelijk of geremastered) geëxploiteerd wordt?

Artikel 15g VVD-fractie:

Brengt de aanwijzing ook geen extra administratieve lasten met zich mee voor SENA? Mocht de aanwijzing wel extra lasten meebrengen, hoe gaat SENA dat dan bekostigen?

Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot het amendement dat ziet op één factuur voor ondernemers uit hoofde van alle collectieve beheersorganisaties (Kamerstuk 31766, nr. 20)?

Mag SENA er vanuit gaan dat het fonds uitsluitend ziet op voor commerciële doeleinden uitgebrachte fonogrammen? Is het inderdaad de bedoeling dat ook Amerikaanse artiesten een aanspraak kunnen doen op het fonds?

Hoe denkt de regering dat de gerechtigde sessiemuzikanten kunnen worden gevonden, nu deze 50 jaar geleden zijn afgekocht? Hoe ziet de regering in dit kader artikel 15g, derde lid, dat een platenmaatschappij mogelijk met een onmogelijke taak opzadelt?

Denkt de regering niet dat hierdoor, in tegenstelling tot wat in de memorie van toelichting wordt gesteld, een onwenselijke lastenverzwaring ontstaat, als het al mogelijk is de deelname van de betreffende sessiemuzikanten te achterhalen?