Gepubliceerd op woensdag 18 januari 2012
IEF 10792
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Verdachte kent de internationale merken met wereldwijde bekendheid niet

HR 17 januari 2012, LJN BU2868 (internationale merken die wereldwijd bekend staan)

Strafrecht. Art. 337 Sr. Bewijsklacht opzet. Dat de merken internationale merken zijn die wereldwijd bekend staan, acht het hof een feit van algemene bekendheid. Bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd. De conclusie van de AG is anders.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 25 februari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten diverse goederen, bestaande uit onder andere stropdassen en zonnebrillen voorzien van onder andere het merk en/of de naam Louis Vuitton en Dior en Prada, heeft ingevoerd"

De raadsman voert aan dat opzet niet kan worden bewezen, omdat de verdachte de merken niet kent, vanwege de wereldwijde bekendheid van de merken, acht het hof dit volstrekt onaannemelijk. Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hier gaat om "internationale merken die wereldwijd bekend staan". Gezien de tot het bewijs gebezigde goederenlijst is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Dit behoeft geen bewijs en het middel kan niet tot cassatie leiden (art. 81 RO - geen nadere motivering).

Dit is anders dan de Conclusie van de AG:

3.6. De door het hof in dit verband gegeven argumenten zijn:
- Verdachtes verklaring dat hij geen van de bedoelde merken kent is volstrekt onaannemelijk;
- Het betreft wereldwijd bekende merken waarvan onaannemelijk is dat de verdachte de gangbare prijzen niet kende;
- Blijkens de aankoopbonnen heeft de verdachte beduidend lagere prijzen betaald dan voor de merkkleding gangbaar is;
- De verdachte heeft de goederen ontdaan van verpakking;
- De goederen omvatten het grootste deel van verdachtes bagage;
- De verdachte heeft er bij aankomst op Schiphol voor gekozen niets aan te geven.

3.7. Hierover het volgende. Anders dan de steller van het middel, acht ook ik verdachtes mededeling niet bekend te zijn met ook maar één van de getroffen merken wel erg veel van het goede. Volgens de goederenlijst betreft de verzameling namelijk een digitale camera (Sony), kleding, slippers en zonnebrillen van de merken Dolce & Gabbana, Calvin Klein, Chanel, Burberry, Armani, Emporio Armani, Giorgio Armani, Versace, Playboy, Yves Saint Laurent, Lacoste, Prada, Levi's, Louis Vuitton, Gucci, Hugo Boss, Energie, Nike, Dior, Adidas, Ralph Lauren. Je moet - huiselijk gezegd - van een andere planeet komen wil je van géén van deze merken ooit hebben vernomen.

Het punt is echter dat het hof verdachtes verklaring - uitsluitend - "onaannemelijk" acht. Terzijde, dat oordeel deel ik. Het hof merkt verdachtes verklaring in zoverre echter niet aan als leugenachtig. Het enige dat het hof uit een en ander zou kunnen afleiden is derhalve dat de verdachte - in weerwil van zijn verklaring - bekend moet zijn geweest met één of meer van deze merken. Meer niet.


3.8. Vervolgens oordeelt het hof, zo begrijp ik, dat de verdachte ook wel degelijk bekend moet zijn geweest met de gangbare prijzen voor de merkkleding, althans dat het tegendeel onaannemelijk is. Hier gaan 's hofs wegen en die van mij uiteen. Het is namelijk maar zeer de vraag of er voor merkkleding "gangbare" prijzen bestaan. Ofschoon in het buitenland met groot gemak vervalste merkkleding kan worden verkregen, en daarvoor ook geregeld wordt gewaarschuwd, kan op bepaalde locaties ook onvervalste merkkleding tegen dumpprijzen worden bekomen. In Europa zijn outlet-stores van merkkleding inmiddels geen onbekende fenomenen meer, en de daar te bekomen kortingen zijn bepaald niet mals. Ik durf het zelf in elk geval niet aan om de minimumprijzen te schatten waartegen merkkleding op de legale markt te verkrijgen is. Het begrip "gangbare" prijs is daardoor als zodanig kwestieus. Daarmee acht ik 's hofs als tweede en derde gegeven argumenten niet dragend.

3.9. Dat geldt ook voor de overige drie argumenten betreffende verdachtes handelwijze met betrekking tot de goederen (het ontdoen van verpakking, de hoeveelheid, het ontwijken van de heffing van invoerrechten). Deze handelwijze laat zich namelijk even goed verklaren door de wens geen invoerrechten te betalen over geïmporteerde (onvervalste) goederen. Dit gedrag is dus niet typerend voor het tenlastegelegde.

3.10. Resteert de vraag of uit de combinatie van gegevens wellicht het voorwaardelijk opzet op de valsheid van de merken kan worden afgeleid. Ik meen toch van niet. Ik zei het al: voor het aanbod van vervalste merkkleding en zonnebrillen in het buitenland wordt veelvuldig gewaarschuwd, en daarop zul je dus bedacht moeten zijn. Onder de door het hof vastgestelde omstandigheden zou echter iedereen die in het buitenland een grote hoeveelheid goedkope merkkleding koopt en daarover liever geen invoerrechten betaalt (en daarnaar handelt) tevens welbewust het aanmerkelijke risico op de koop toe nemen dat hij vervalste merkkleding importeert. Dat gaat mij thans net te ver.