Gepubliceerd op dinsdag 25 november 2025
IEF 23118
Hof Den Haag ||
2 sep 2025
Hof Den Haag 2 sep 2025, IEF 23118; ECLI:NL:GHDHA:2025:1732 (Republiek c.s. tegen de Staat c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/republiek-c-s-niet-ontvankelijk-geen-algemene-schending-van-art-6-evrm-door-procedures-van-de-koning

Republiek c.s. niet-ontvankelijk: geen algemene schending van art. 6 EVRM door procedures van de Koning

Hof Den Haag 2 september 2025, IEF 23118; ECLI:NL:GHDHA:2025:1732 (Republiek c.s. tegen de Staat c.s.). Het Gerechtshof Den Haag behandelt het hoger beroep van Vereniging Republiek en Stichting De Republikein tegen de Staat en de gemachtigde van de Koning. Republiek c.s. stellen dat journalisten geen eerlijk proces (art. 6 EVRM) kunnen krijgen wanneer de Koning tegen hen procedeert, doordat de Koning volgens hen via 19 wettelijke, procedurele en symbolische aspecten te veel verweven is met de rechtspraak (zoals rol bij benoeming van rechters, “in naam van de Koning” op uitspraken, portret in de zaal). Zij vroegen daarom o.a. een verklaring voor recht dat dit systeem art. 6 EVRM schendt, een bevel aan de Staat om dit te herstellen, en een verbod voor de Koning om nog tegen de pers te procederen totdat eerlijke berechting is gegarandeerd. In eerste aanleg waren De Republikein en (deels) Republiek al niet-ontvankelijk verklaard en waren de overige vorderingen afgewezen.

Het hof bekrachtigt dat oordeel. De Republikein blijft niet-ontvankelijk omdat zij geen concreet eigen belang heeft: de Koning procedeert niet tegen haar en dreigt daar ook niet mee. Republiek is óók niet-ontvankelijk in haar collectieve vordering, omdat haar statutaire doel vooral het bevorderen van een republikeinse staatsvorm is en niet het behartigen van belangen van (toekomstige) procespartijen of journalisten; daarmee voldoet zij niet aan art. 3:305a BW. Ten overvloede merkt het hof op dat de inhoudelijke klacht ook niet slaagt: je kunt niet in algemene zin vooraf vaststellen dat elke zaak van de Koning tegen een journalist oneerlijk zal zijn; dat vergt beoordeling per concrete procedure, en er is geen bewijs dat eerdere procedures oneerlijk waren verlopen of dat de Koning zijn beperkte rol (zoals bij rechterbenoemingen, die mede door een minister moeten worden ondertekend) gebruikt om uitkomsten te beïnvloeden. Daarom blijven alle vorderingen afgewezen en moeten Republiek c.s. de proceskosten in hoger beroep betalen.

4.11

Het gaat er Republiek blijkens haar stellingen om dat journalisten die kritisch over de Koning of het Koningshuis berichten, en waartegen de Koning vervolgens een proces aanspant, geen eerlijk proces zullen krijgen vanwege een of meer van de 19 door Republiek gesignaleerde problemen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de vraag of een dergelijk proces eerlijk zal zijn niet nu reeds in algemene zin kan worden beantwoord, omdat dit een beoordeling vergt van de specifieke omstandigheden van elk afzonderlijk geval. Alleen in een specifiek geval kan worden beoordeeld of de Koning, als gevolg van zijn speciale positie, inderdaad de uitkomst van het proces beïnvloedt of dreigt te beïnvloeden. Daarbij is het bovendien niet uitgesloten dat de behandelend rechter (desnoods in hoger beroep) compenserende maatregelen neemt om die invloed of een eventueel gebrek aan equality of arms weg te nemen, zodat uiteindelijk het proces toch aan de eisen van art. 6 EVRM voldoet. De rechtbank heeft verder terecht in aanmerking genomen dat Republiek weliswaar heeft gewezen op procedures die de Koning tegen de pers heeft aangespannen, maar dat zij niet heeft gewezen op omstandigheden die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat die procedures niet eerlijk zijn verlopen.

4.12

Het voorgaande zou anders kunnen zijn indien de door Republiek gesignaleerde 19 problemen zonder meer tot gevolg hebben dat een journalist nooit een eerlijk proces krijgt indien de Koning tegen hem procedeert, maar dat volgt niet uit datgene wat Republiek aanvoert, nog daargelaten dat van een aantal van deze ‘problemen’, zoals het feit dat boven elke wet een groet staat van de Koning aan de lezer, niet valt in te zien wat deze te maken hebben met een eventueel proces van de Koning tegen een journalist. Daarbij komt dat niet alle gesignaleerde ‘problemen’ zich steeds in elke procedure voordoen. Niet in elke rechtszaak wordt een mondelinge behandeling gehouden, zodat in die zaken waarin een mondelinge behandeling achterwege blijft, het probleem dat de Koning niet in persoon voor de rechter hoeft te verschijnen zich reeds daarom niet zal voordoen. Daarbij komt dat in civiele procedures in het algemeen geen verplichting geldt voor partijen om in persoon voor de rechter te verschijnen. Een partij kan zich immers bij een mondelinge behandeling door zijn advocaat laten vertegenwoordigen. Ook is het niet zo dat in elke rechtszaal een portret van de Koning hangt, iets wat overigens ook weer alleen een rol kan spelen als een mondelinge behandeling plaatsvindt waarin partijen in de rechtszaal verschijnen.