Gepubliceerd op woensdag 25 mei 2011
IEF 9698
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Rechtbank 's-Gravenhage 9 maart 2011, LJN BQ5826 (h.o.d.n. KMI - MUSIC BANK tegen De Staat der Nederlanden-Ministerie van Justitie)

Ingewikkelde problematiek van de auteursrechtelijke situatie

Schadevergoedingsvordering na strafvorderlijk optreden. Inbeslagname cd's / videobanden door opsporingsambtenaren Buma/Stemra. Grondslag ontbreken redelijke verdenking / verontachtzaming fundamentele vereisten: bewijsopdracht met betrekking tot verjaring. Grondslag onzorgvuldig onderzoek: bewijsopdracht met betrekking tot verjaring. Grondslag onrechtmatig voortduren beslag: afgewezen.

3.2.Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] dat de inbeslagneming en inbeslaghouding onrechtmatig zijn geweest op basis van de volgende omstandigheden. Ten eerste is [eiser] nooit als verdachte gehoord. Ten tweede heeft de rechtbank Breda in haar beschikking van 11 augustus 2002 opgenomen dat in de strafzaak alleen deskundigen knopen zouden kunnen doorhakken, maar initiatieven ter zake zijn door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet of onvoldoende ontplooid. Ten derde heeft de rechtbank Breda in haar beschikking van 3 januari 2003 opgenomen dat [eiser] de tegen hem gerezen verdenking niet aan zichzelf te wijten had. In het proces-verbaal is niet vermeld op welke gronden Buma/Stemra tot de conclusie is gekomen dat de cd's illegaal zouden zijn. Volgens [eiser] kon Buma/Stemra ook niet oordelen over eventuele illegaliteit van de cd's daar er bij Buma/Stemra niets bekend kon zijn over de cd's. Ten vierde heeft het OM nooit een vordering ex artikel 552f Sv ingesteld.

4.18 (...) Gezien de ingewikkelde problematiek van de auteursrechtelijke situatie rondom de cd's en de videobanden heeft de Officier van Justitie stappen ondernomen om nader geïnformeerd te worden door Buma/Stemra en te komen tot inschakeling van een deskundige (zie onder 2.6). De rechtbank constateert - met de Staat - dat het daarop volgende tijdsverloop niet alleen aan de Staat is te wijten, nu de advocaat van [eiser] pas bij brief van 21 juni 2001 heeft gereageerd op de vraag van de Officier van Justitie bij brief van 16 november 2000 over personen die als deskundigen ingeschakeld zouden kunnen worden, derhalve pas na ruim zeven maanden. Nu het een gecompliceerde materie betreft, in samenhang met het feit dat [eiser] zelf geen pogingen heeft ondernomen de inbeslagname via de geëigende weg op te heffen en [eiser] zelf deels voor het tijdsverloop verantwoordelijk is, komt de rechtbank tot het oordeel dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Lees het (tussen)vonnis hier (link en pdf)