Gepubliceerd op dinsdag 15 mei 2012
IEF 11310
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Plantenveredeling: De sector vanuit octrooiperspectief

Rapport Plantenveredeling: de sector vanuit octrooiperspectief, 7 maart 2012, rijksoverheid.nl.

Tussen het octrooirecht en het kwekersrecht is door de voortschrijdende (bio)technologische mogelijkheden een spanningsveld ontstaan.

Uit de samenvatting: Dit rapport1 schetst een beeld van de plantenveredelingsector vanuit het perspectief van octrooiaanvragen. Er wordt aandacht besteed aan de positie van de Nederlandse actoren in het internationale krachtenveld; de rol van Nederlandse uitvinders en de profielen van de belangrijkste internationale en van de Nederlandse bedrijven en instellingen worden beschreven.

Er zijn enkele grote, voor een deel Amerikaanse, bedrijven actief binnen de plantenveredeling. Van een monopoliepositie van één van de partijen lijkt, als wordt gekeken naar octrooien, geen sprake te zijn. Wel is er sprake van concentratie in de sector. Pioneer Hi Bred International2, Monsanto, Du Pont de Nemours, BASF, Syngenta en Bayer zijn de bedrijven met de meeste octrooiaanvragen op hun naam. (...)

Van de drie deelgebieden op het gebied van de plantenveredeling die in dit rapport worden onderscheiden vinden de meeste octrooiaanvragen plaats op het gebied van DNA-technieken ten behoeve van de plantenveredeling.

Bij octrooiering wordt onderscheid gemaakt tussen uitvinders en aanvragers. Uitvinders zijn degenen die de in een octrooiaanvraag beschreven uitvinding daadwerkelijk hebben gedaan. De aanvragers zijn doorgaans bedrijven en
instellingen die de kosten van de octrooiprocedures en vaak ook de kosten van R&D voor hun rekening houden. Om die reden kunnen uitvinders worden gezien als bron van technische kennis en zijn aanvragers te beschouwen als financieringsbron.

Het relatieve aandeel van de Nederlandse uitvinders als deel van de activiteiten van alle uitvinders in de gehele sector is min of meer constant. De activiteit van de Nederlandse aanvragers is daarentegen de laatste jaren enigszins afgenomen. Deze afname kan goed worden verklaard door overnames van Nederlandse bedrijven door buitenlandse concerns. Hierdoor wordt een gedeelte van de uitvindingen door Nederlandse uitvinders gedaan in dienst van buitenlandse bedrijven en instellingen. Het is dan goed mogelijk dat dergelijke octrooiaanvragen op het conto van die
buitenlandse bedrijven komen en niet als “Nederlands” worden gezien.

Een aantal Nederlandse bedrijven heeft een octrooipositie die uitsluitend bestaat uit octrooien op het gebied van de plantenveredeling. Hierdoor zijn met name zij gevoelig voor veranderingen in de octrooiregelgeving op het gebied van de
plantenveredeling, omdat dit hun gehele octrooipositie kan raken.

Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven die van oudsher actief zijn op het gebied van de plantenveredeling zich relatief weinig bezig houden met de ontwikkeling van DNA-technieken.

De positie van Nederland als land waar octrooiaanvragen rechtstreeks worden ingediend, onder de Nederlandse octrooiwet (ROW95), is wereldwijd niet van grote betekenis. Er mag echter van worden uitgegaan dat alle relevante uitvindingen op het gebied van de plantenveredeling uiteindelijk ook in Nederland tot een octrooirecht leiden. Dit om zo het intellectueel eigendom ook in Nederland, dat van oudsher actieve actoren op het gebied van de plantenveredeling heeft, te beschermen.

Om het gehele speelveld van de discussie rondom het kwekersrecht en het octrooirecht en het spanningsveld tussen beide intellectuele eigendomsrechten te belichten, verdient het aanbeveling om een studie op het gebied van kwekersrecht te verrichten die vergelijkbaar is met deze studie op het gebied van octrooien.

Octrooidocumenten bevatten informatie over technische ontwikkelingen. Welke economische waarde dergelijke ontwikkelingen hebben hangt af van vele factoren, die niet uit de octrooiliteratuur zijn af te leiden. Om die reden worden in dit rapport geen uitspraken gedaan over individuele octrooien en hun (potentiële) economische
waarde.