Gepubliceerd op maandag 30 oktober 2023
IEF 21746
Hof Amsterdam ||
24 okt 2023
Hof Amsterdam 24 okt 2023, IEF 21746; 200.317.061/01 (RPM tegen Philip Morris en Loendersloot), https://www.ie-forum.nl/artikelen/opslag-van-goederen-in-transito-is-niet-inbreukmakend

Uitspraak ingezonden door Timme Geerlof, Shar Said en Gerard van der Wal, Windt Le Grand Leeuwenburgh advocaten.

Opslag van goederen in transito is niet inbreukmakend

Hof Amsterdam 24 oktober 2023, IEF ; 200.317.061/01 (Rotterdamsche Producten Mij tegen Philip Morris & Loendersloot). Rotterdamsche Producten Mij (hierna: RPM) is een groothandel in onder andere sigaretten, likeuren en medische hulpmiddelen. Philip Morris is een tabaksproducent van de tabaksticks ‘HEETS’ die geschikt zijn voor het apparaat IQOS; een tabaksverbander. Philip Morris is merkhouder van de woordmerken ‘HEETS’ en ‘IQOS’. Begin juli 2020 heeft een levering van in de Filipijnen plaatsgevonden van doosjes HEETS die uit hun originele omdozen zijn gehaald en omgepakt zijn in een blanco dozen met aanduidingen. Deze levering was bestemd voor een distributeur in Armenië. De partij is daarna naar Rotterdam vervoerd, waarbij Loendersloot de geadresseerde was. Philip Morris heeft Loendersloot verzocht om afgifte van de goederen en verstrekking van informatie omtrent de levering, maar dit heeft Loendersloot geweigerd. Philip Morris heeft hierop beslag gelegd van de goederen wegens concrete aanwijzingen van dreigende illegale handel of smokkel. RPM heeft na dit beslag een kort geding aanhangig gemaakt en gevorderd dat het beslag opgeheven wordt, maar heeft hierbij Loendersloot niet gedagvaard. De voorzieningenrechter heeft de voorzieningen afgewezen, waartegen RPM in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vervolgens het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en Philip Morris verboden om nogmaals beslag te leggen op de partij. Tegen dit vonnis heeft Philip Morris cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft toen geoordeeld dat Loendersloot als partij bij het geding betrokken had moeten worden en dat RPM haar had moeten dagvaarden. Nu heeft RPM Loendersloot in de procedure gedagvaard. De rechtbank in eerste aanleg heeft het vonnis van het hof vernietigd [zie IEF 19671].

In dit geding heeft RPM Loendersloot wel gedagvaard, waardoor RPM nu wel ontvankelijk is in haar vordering tot opheffing van het beslag. Loendersloot heeft echter verstek laten gaan. RPM heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter een verkeerd toetsingskader heeft gebruikt, ten onrechte het WHO-Kaderverdrag en het FCT-Protocol buiten beschouwing heeft gelaten en dat de eindbestemming van de goederen niet betrokken is bij de belangenafweging. Philip Morris heeft deze gronden bestreden. Het hof oordeelt dat van belang is voor het toetsingskader dat ten tijde van het beslag geen sprake was van inbreukmakend handelen. Het hof oordeelt dat het hier gaat om oorspronkelijke merkgoederen in originele verpakkingen, dat van de handelaar niet kan worden verwacht dat ingevolge het Class-criterium al een eindbestemming in een derde land is vastgelegd, dat voor toepassing van het Class-criterium een T1-aangifte niet is vereist en dat niet aannemelijk is gemaakt dat de goederen in de EU/EER in het vrije verkeer zouden worden gebracht. Het hof oordeelt dat geen sprake is van inbreukmakend handelen.

Het hof acht het onaannemelijk dat het handelen van RPM onrechtmatig was jegens Philip Morris in het geval geen sprake was van merkinbreuk en sluit zich aan bij het vonnis van de rechtbank. Van een schending van wettelijke verplichtingen door RPM is geen sprake. Het hof wijst de opheffing van het beslag toe. Het verbod aan Philip Morris om nogmaals beslag te leggen, wordt door de rechter niet opgelegd omdat het belang hiervan onvoldoende is toegelicht door RPM.