Gepubliceerd op donderdag 11 januari 2018
IEF 17419
Kantonrechter ||
27 dec 2017
Kantonrechter 27 dec 2017, IEF 17419; ECLI:NL:RBGEL:2017:6890 (Eiser tegen Endemol Nederland), https://www.ie-forum.nl/artikelen/onthullen-van-gezicht-geen-wezenlijke-toevoeging-aan-publieke-debat-over-huurmoord

Onthullen van gezicht geen wezenlijke toevoeging aan publieke debat over huurmoord

Ktr. Rechtbank Gelderland 27 december 2017, IEF ; ECLI:NL:RBGEL:2017:6890 (Eiser tegen Endemol Nederland) Privacy. Mediarecht. In een uitzending van het televisieprogramma Misdaadverslaggever is beeld- en geluidmateriaal vertoond van eiser die op het aanbod van twee jongemannen om zijn concurrent om het leven te brengen ingaat. Eiser is hier niet onherkenbaar in beeld gebracht, enkel werd hij niet bij naam genoemd. Eiser is van mening dat Endemol c.s. inbreuk maakt op het recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. De kantonrechter oordeelt dat het onthullen van het gezicht van eiser niet een zodanig wezenlijke toevoeging is aan het publieke debat over huurmoord in het algemeen, dat Endemol c.s. dit belangrijke laatste stukje persoonlijke levenssfeer van eiser mocht opofferen.

4.4. Bij een botsing tussen enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting en anderzijds het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, moet het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval. Daarbij komt aan de positie van de pers bijzondere betekenis toe gelet op enerzijds de taak van de pers om informatie en ideeën van publiek belang te verspreiden en om zijn vitale rol van publieke waakhond te spelen, en anderzijds gelet op het recht van het publiek informatie en ideeën te ontvangen. Bij genoemde afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan het door art. 7 Gw en art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Voor de door art. 8 EVRM beschermde rechten geldt hetzelfde. De toetsing dient in één keer te geschieden waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle terzake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van art. 10 lid 2 EVRM, dan wel art. 8 lid 2 EVRM. Indien gebruik wordt gemaakt van herkenbare beelden is in het kader van deze afweging niet van belang of, naast de schending van de persoonlijke levenssfeer, tevens schending van het portretrecht aan de vordering ten grondslag wordt gelegd. (HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230, NJ 2012/571, overwegingen 3.2.5.2 en 3.3.)

4.10 De zeggingskracht van de beelden in de tv-uitzending waarop [eiser] herkenbaar is zou enigszins zijn verminderd indien [eiser] , door het vervagen van zijn gezicht, op die beelden niet herkenbaar zou zijn geweest, zoals bij de twee jongemannen op last van de rechter is gebeurd. Voor het laten prevaleren van het recht op vrije meningsuiting is dat in dit geval echter niet voldoende. De tv-uitzending schetst een uitgebreid portret van [eiser] en zijn persoonlijke levenssfeer. Zijn professie, verleden in de Verenigde Staten, detentieperiode, werkomgeving en handelen in de onderhavige kwestie komen langdurig in beeld, mede aan de hand van uitvoerig belichte bezoeken van de twee jongemannen aan de redactie van Misdaadverslaggever. De kijker wordt aldus een authentiek ogende context geboden. Hier komt bij dat de achteloze en kille wijze waarop [eiser] opereert, reeds klip en klaar uit de verf komt in de door [eiser] tegen de twee jongemannen gesproken en ondertitelde woorden (zie 2.5.). De lichaamstaal van [eiser] , waaronder het maken van een schietgebaar en het eten van een broodje kaas tijdens een conversatie met de jongemannen, waaruit volgens Endemol c.s. de achteloze, kille houding van [eiser] mede kan worden afgeleid, zou bovendien grotendeels zichtbaar zijn gebleven bij anonimiseren op de hiervoor bedoelde wijze. Al met al is de rechtbank van oordeel dat het onthullen van het gezicht van [eiser] niet een zodanig wezenlijke toevoeging is aan het in 4.7. bedoelde publieke debat over huurmoord in het algemeen, dat Endemol c.s. dit belangrijke laatste stukje persoonlijke levenssfeer van [eiser] mocht opofferen. Endemol c.s. kon deze algemene misstand ook zonder het tonen van het gezicht van [eiser] voldoende indringend en overtuigend aan de kaak stellen. Ter comparitie heeft Endemol c.s. zich nog beroepen op het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 oktober 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007: BB6850, Mediaforum 2008/2 ( [gedaagde sub 3] cs - X). Blijkens overweging 4.11 van dat arrest was het gezicht van de betrokkene in dat geval echter wel ‘door versluiering van het beeld onherkenbaar gemaakt’. Deze uitspraak biedt derhalve geen steun voor het standpunt Endemol c.s. Door het gezicht van [eiser] in de tv-uitzending niet onherkenbaar te maken heeft Endemol c.s. dan ook onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. In deze zin is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar.