Gepubliceerd op woensdag 14 juni 2023
IEF 21481
HvJ EU ||
8 jun 2023
HvJ EU 8 jun 2023, IEF 21481; ECLI:EU:C:2023:462 (LM/KP), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hof-van-justitie-nietigheid-niet-aan-geschil-gebonden

Hof van Justitie: nietigheid niet aan geschil gebonden

HvJ EU 8 juni 2023 IEF; 21481; ECLI:EU:C:2023:462 (LM/KP) In deze uitspraak heeft het Hof van Justitie een prejudiciële vraag beantwoordt. Het betreft een zaak over inbreuk op een Unierechtelijk woordmerk en een reconventionele vordering tot nietigverklaring van dat woordmerk. LM is houder van het woordmerk 'Multiselect'. KP biedt biedt handleidingen aan voor psychologische tests die bij kandidaat-politieagenten worden afgelegd in het kader van de wervingsprocedure, onder de naam 'Multiselect'. LM vordert KP bij de Poolse rechtbank om te stoppen met het promoten van haar handleidingen onder het woordmerk. Op haar beurt stelt KP een vordering tot nietigverklaring in. De Poolse rechter wendt zich tot het Hof van Justitie, met de vraag hoe breed zijn onderzoeksmogelijkheden naar het woordmerk zijn. 

Het Hof van Justitie begint met het herformuleren van de vraag. Deze luidt nu: "of een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een Uniemerk betrekking kan hebben op alle rechten die de houder van dit merk aan de inschrijving ervan ontleent, zonder dat het voorwerp van deze reconventionele vordering wordt beperkt door het bij de vordering wegens inbreuk afgebakende kader van het geschil?". Het Hof van Justitie begint met de opmerking dat een reconventionele vordering in het Unierecht geen gewoon verweer is, maar een afzonderlijke en autonome vordering die losstaat van de hoofdvordering. Dit autonome karakter brengt mee dat beoordeling niet begrensd kan worden door het voorwerp van de inbreukprocedure.

De reconventionele vordering tot nietigverklaring kan, naar haar aard, dan ook betrekking hebben op alle rechten die de houder van het woordmerk ontleend aan de inschrijving van dat merk. De redenering achter deze uitspraak is dat het Hof van Justitie in de Uniemerkverordening een bevoegdheid voor de nationale rechter ziet waar het gaat om het beoordelen van de geldigheid van een Uniemerk. Daarbij weegt ook mee dat de nietigheidsgronden genoemd in voornoemde verordening niet alleen slaan op het persoonlijke en economische belang van degene die een vordering tot nietigverklaring instelt, maar ook op het algemene belang dat ten grondslag ligt aan het Unierechtelijke merk. 

34 Doordat de reconventionele vordering de uitbreiding van het voorwerp van het geding met zich meebrengt, wordt zij dus autonoom ondanks dat verband met de hoofdvordering. De reconventionele vordering onderscheidt zich derhalve van een gewoon verweermiddel en de uitkomst ervan hangt niet af van die van de vordering wegens inbreuk naar aanleiding waarvan zij is ingesteld (arrest van 13 oktober 2022, Gemeinde Bodman‑Ludwigshafen, C‑256/21, EU:C:2022:786, punt 40).

35 Gelet op het autonome karakter van de reconventionele vordering als bedoeld in artikel 128 van verordening 2017/1001, kan het voorwerp ervan dus niet worden beperkt door het voorwerp van de inbreukprocedure in het kader waarvan die vordering wordt ingesteld.

45 Artikel 59, lid 3, van deze verordening, dat bepaalt dat een Uniemerk slechts nietig kan worden verklaard voor de waren of diensten waarvoor de aangevoerde nietigheidsgrond bestaat, is immers de enige beperking waarin deze verordening voorziet met betrekking tot de strekking en de uitkomst van een vordering tot nietigverklaring en dus van een reconventionele vordering tot nietigverklaring.

46 Hieruit volgt dat een krachtens artikel 128 van verordening 2017/1001 ingestelde reconventionele vordering tot nietigverklaring van een Uniemerk naar haar aard betrekking kan hebben op alle rechten die de houder van dit merk aan de inschrijving ervan ontleent.