Gepubliceerd op maandag 22 januari 2024
IEF 21844
Rechtbanken ||
17 jan 2024
Rechtbanken 17 jan 2024, IEF 21844; ECLI:NL:RBDHA:2024:897 (Philip Morris tegen Rotterdamsche Producten Mij en F. Loendersloot Internationale Expeditie), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-merkinbreuk-of-onrechtmatig-handelen-door-rpm

Uitspraak ingezonden door Timme Geerlof, Shar Said, Diego Guerrero Obando en Gerard van der Wal, Windt Le Grand Leeuwenburgh Advocaten.

Geen merkinbreuk of onrechtmatig handelen door RPM

Rb. Den Haag 17 januari 2024, IEF 21844; ECLI:NL:RBDHA:2024:897 (Philip Morris tegen Rotterdamsche Producten Mij en F. Loendersloot Internationale Expeditie) Deze zaak betreft de hoofdzaak volgend op het kort geding tot opheffing van het conservatoir afgiftebeslag dat bij arrest van hof Den Haag van 22 december 2020 is opgeheven [zie IEF 19671]. In dat vonnis oordeelde het hof dat de door Rotterdamsche Producten Mij (hierna: RPM) aangevoerde grondslag voor het gelegde beslag ondeugdelijk was, waardoor het bestreden vonnis werd vernietigd en het beslag werd opgeheven.

Philip Morris vordert in conventie, na wijziging van eis, dat de rechtbank verklaart dat het leggen van conservatoir beslag op de partij HEETS niet onrechtmatig is geweest en/of dat Philip Morris het recht had op vernietiging van deze partij. In reconventie vordert RPM dPhilipat de rechtbank verklaart dat Philip Morris onrechtmatig heeft gehandeld met de conservatoire rechtsmaatregelen ten aanzien van de partij HEETS en dat Philip Morris aansprakelijk is voor de schade die RPM heeft geleden en nog lijdt. De rechtbank volgt het hof in de beslissing dat het hier gaat om authentieke merkproducten in hun originele verpakkingen. De handelaar kan niet worden verplicht om volgens het Class-criterium al een definitieve bestemming in een derde land vast te leggen. Voor de toepassing van het Class-criterium is geen T1-aangifte nodig. Voorts is er geen overtuigend bewijs geleverd dat de goederen binnen de EU/EER in het vrije verkeer zouden worden gebracht. Op grond van het voorgaande is er geen sprake van merkinbreuk of onrechtmatig handelen door RPM. De vorderingen van Philip Morris worden afgewezen. In reconventie wordt Philip Morris veroordeeld tot schadevergoeding vanwege het onrechtmatig opleggen van het conservatoir beslag op de partij HEETS.

4.70. Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat er vanuit moet worden gegaan dat RPM, toen het conservatoire beslag werd gelegd, eigenaar/rechthebbende van de goederen was. Zij moet dus (mede) worden aangemerkt als 'degene die is getroffen door een beslag' als bedoeld in artikel 1019g aanhef en onder a Rv. Uit het oordeel in conventie volgt dat Philip Moris geen rechten op de goederen kon uitoefenen. De pretentie dat zij dat wel kon, is, achteraf bezien, dus onterecht. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit voor risico van Philip Moris, net als op grond van de hiervoor genoemde rechtspraak geldt in de rechtsverhouding met de beslagene zelf in het geval dat de vordering op de beslageneongegrond blijkt. Dat (nog immer) niet duidelijk is wat de eindbestemming van de partij HEETS is, maakt dit niet anders.

4.71. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het arrest van de Hoge Raad dat Philip Morris ter staving van haar betoog dat zij niet gehouden is enige schade aan RPM te vergoeden omdat het conservatoire beslag is gelegd onder Loendersloot, aanhaalt, haar niet kan baten. Dit arrest heeft op een andere situatie betrekking, namelijk die waarin bij het leggen van conservatoir beslag zaken die niet door het verstrekte verlof worden bestreken, in beslag worden genomen (onbedoelde eigendomsinbreuk). Dat is hier niet aan de orde.