8 nov 2024
Ex parte stakingsbevel Van Cleef & Arpels tegen Topkapi Juwelier

Rb. Den Haag 8 november 2024, IEF 22997; ECLI:NL:RBDHA:2024:19502 (VAN CLEEF & ARPELS S.A. tegen gerekwestreerden). De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag heeft op 8 november 2024 in de ex-partezaak van Van Cleef & Arpels S.A. tegen Topkapi Juwelier v.o.f. en drie natuurlijke personen geoordeeld dat hij bevoegd is op grond van het Uniemerk- en Gemeenschapsmodelregime, met reikwijdte tot de gehele Europese Unie, en daarnaast op basis van het EVEX voor zover het verzoek op andere rechten berust. Materieel acht de rechter de geldigheid van de ingeroepen rechten en een summier aannemelijke inbreuk of rechtsbetrekking voldoende onderbouwd, net als spoedeisendheid en de proportionaliteit en subsidiariteit van de gevraagde ingreep. Tegelijkertijd wordt genoteerd dat het verzoek op onderdelen wordt afgewezen wegens onvoldoende grondslag of specificiteit of ter voorkoming van executiegeschillen. Belangrijk is dat uitsluitend de daadwerkelijk aangekruiste onderdelen van de beschikking rechtsgevolg hebben.
In de beslissing wordt een stakingsbevel opgelegd: de in het verzoekschrift beschreven inbreuken op de merken en modellen moeten in de Europese Unie onmiddellijk worden gestaakt en die op de auteursrechten in Nederland, specifiek voor de in het verzoekschrift genoemde inbreukmakende producten. Ter afdwinging geldt een dwangsom van 5.000 euro per dag of 1.000 euro per inbreukmakend product, met een maximum van 500.000 euro. Daarnaast wordt een termijn op grond van artikel 1019i Rv van zes maanden bepaald en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, terwijl het overig meer of anders verzochte wordt afgewezen. Zwaardere bewijs- en beslagmaatregelen zoals bewijsbeslag, monsterneming, beschrijving, beslag tot afgifte en verhaalsbeslag zijn niet toegewezen omdat die onderdelen niet zijn aangekruist.
aannemelijkheid van de inbreuk
2.1. Voorshands oordelend bestaat geen reden aan de geldigheid van de door verzoekster ingeroepen rechten te twijfelen en is voldoende aannemelijk gemaakt dat gerekwestreerden inbreuk op die rechten maken, althans dat de voor artikel 843a Rv vereiste rechtsbetrekking bestaat, om de toe te wijzen maatregelen te rechtvaardigen. Hierbij wordt opgemerkt dat dit voorlopige oordeel waar het een beslag, monsterneming en/of beschrijving betreft slechts na summier onderzoek tot stand is gekomen waarbij (in dit geval) alleen de verzoeker is gehoord. De drempel om een beslagverlof af te geven is in het algemeen relatief laag.