Gepubliceerd op vrijdag 3 april 2015
IEF 14835
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Beroep op citaatrecht en uitingsvrijheid slagen in Britt Dekker-arrest, en vragen van uitleg

HR 3 april 2015, IEF 14835; ECLI:NL:HR:2015:841 (GS Media tegen Sanoma c.s.)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek, Remy Chavannes, Brinkhof  Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen. Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis. Grondrechten. vrijheid van meningsuiting. Beroep citaatrecht slaagt. Plaatsing uitsnede foto’s en hyperlinks naar foto’s op Geenstijl.nl voorafgaand aan publicatie in Playboy. Voorwaarden citaatrecht (art. 15a Auteurswet, art. 5 lid 3 onder d Auteursrechtrichtlijn). Herkenbaarheid auteursrechtelijk beschermde trekken werk in overgenomen deel (‘uitsnede’), belang context. Slagende klacht over beoordeling onjuiste uitsnede.

In elk geval heeft het hof met zijn oordeel dat slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden aanvaard dat de vrijheid van meningsuiting een auteursrechtinbreuk rechtvaardigt een onjuiste maatstaf aangelegd, omdat het auteursrecht en de uitingsvrijheid twee gelijkwaardige grondrechten zijn. Prejudiciële vragen over hyperlink naar een door derde beheerde website. Gestelde vragen:

1.a Is sprake van een ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van art. 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29 wanneer een ander dan de auteursrechthebbende door middel van een hyperlink op een door hem beheerde website verwijst naar een door een derde beheerde, voor het algemene internetpubliek toegankelijke website, waarop het werk zonder toestemming van de rechthebbende beschikbaar is gesteld?
1.b Maakt het daarbij verschil of het werk ook anderszins niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?

1.c Is van belang of de ‘hyperlinker’ op de hoogte is of behoort te zijn van het ontbreken van toestemming van de rechthebbende voor de plaatsing van het werk op de bij 1.a genoemde website van de derde en, in voorkomend geval, van de omstandigheid dat het werk ook anderszins niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?

2.a Indien het antwoord op vraag 1.a ontkennend luidt: is in dat geval wél sprake van een mededeling aan het publiek, of kan daarvan sprake zijn, indien de website waarnaar de hyperlink verwijst, en daarmee het werk, voor het algemene internetpubliek weliswaar vindbaar is, maar niet eenvoudig, zodat het plaatsen van de hyperlink het vinden van het werk in hoge mate faciliteert?

2.b Is bij de beantwoording van vraag 2.a van belang of de ‘hyperlinker’ op de hoogte is of behoort te zijn van de omstandigheid dat de website waarnaar de hyperlink verwijst voor het algemene internetpubliek niet eenvoudig vindbaar is?

3. Zijn er andere omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden bij beantwoording van de vraag of sprake is van een mededeling aan het publiek indien door middel van een hyperlink toegang wordt verschaft tot een werk dat niet eerder met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?

Rechtspraak.nl:

Auteursrecht. Plaatsing uitsnede foto’s en hyperlinks naar foto’s op website (Geenstijl.nl) voorafgaand aan publicatie in Playboy. Inbreuk op auteursrecht? Voorwaarden citaatrecht (art. 15a Auteurswet, art. 5 lid 3 onder d Auteursrechtrichtlijn). Herkenbaarheid auteursrechtelijk beschermde trekken werk in overgenomen deel (‘uitsnede’), belang context. Slagende klacht over beoordeling onjuiste uitsnede. Beroep op uitingsvrijheid (art. 10 EVRM) tegenover handhaving intellectuele eigendomsrechten (art. 1 Eerste Protocol, art. 17 EU-Handvest), maatstaf voor belangenafweging (HvJEU 27 maart 2014, ECLI:EU:C:2014:192 (UPC Telekabel Wien); EHRM 10 januari 2013, ECLI:NL:XX:2013:BZ9845 (Ashby Donald)). Is plaatsing hyperlinks een ‘mededeling aan publiek’ (art. 12 Aw, art. 3 Auteursrechtrichtlijn)? HvJEU 13 februari 2014, ECLI:EU:C:2014:24 (Svensson). Wordt met interventie een nieuw publiek bereikt? HvJEU 21 oktober 2014, ECLI:EU:C:2014:2315 (BestWater). Zijn bestanden ‘volmaakt privé’ gebleven? Motiveringsklacht. Bewijslastverdeling. Faciliteren van anderszins niet eenvoudig vindbare foto’s door plaatsing van hyperlinks, omzeiling beperkingsmaatregelen website waar beschermd werk zich bevindt of interventie waardoor foto’s nieuw publiek bereiken? Prejudiciële vragen aan HvJEU.

Minbuza:

In oktober 2011 maakt een fotograaf in opdracht van Sanoma, verweerster en uitgever van Playboy (verweerster 2), een fotoreportage van Britt Dekker (verweerster 3), een zogenaamde ‘BN-er’ die geregeld op een NL commerciële tv-zender te zien is. Dekker heeft verweerster exclusief toestemming gegeven de foto’s in Playboy te publiceren en gedeeltelijk op de website van het blad. Verzoekster is exploitant van de website Geenstijl.nl. Zij ontvangt op 26 oktober 2011 een anonieme linktip naar een bestand op de site ‘Filefactory’ waarin de betreffende fotoreportage is opgeslagen. In het tv-programma Pownews van die dag wordt van het uitlekken van de foto’s melding gemaakt en er worden enkele foto’s getoond. Verweerster heeft nog dezelfde dag de Telegraaf (moederbedrijf van verzoekster) verzocht te voorkomen dat de foto’s worden gepubliceerd. Op 27-10-2011 staat op de site GeenStijl het bericht dat de foto’s zijn uitgelekt, een uitsnede van één van de foto’s, en een link naar de site waarop het zip-bestand met alle foto’s was opgeslagen. Sanoma sommeert verzoekster de hyperlink te verwijderen, waarop verzoekster niet reageert. Filefactory verwijdert de bestanden op verzoek van verweerster wel. Verzoekster trekt zich niets van dreigementen van verweerster aan, en publiceert op 07-11-2015 het bericht dat ‘blote Dekker’ GeenStijl gaat aanklagen. Daarbij wordt wederom een link naar de foto’s geplaatst, nu op een nieuwe website ‘imageshack’. Ook laatstgenoemde verwijdert de bestanden na verzoek van verweerster. Op 17-11-2011 wordt een nieuwe hyperlink op de site van GeenStijl geplaatst en er worden door derden op het forum van GS nieuwe links geplaatst naar andere websites waarop de foto’s te zien zouden zijn. De foto’s zijn ten slotte in het decembernummer van Playboy geplaatst.
Verweersters stellen dat verzoekster door het plaatsen van hyperlinks inbreuk heeft gemaakt op auteursrecht Sanoma en portretrecht Dekker, en onrechtmatig heeft jegens hen heeft gehandeld. Bij de RbAms worden de vorderingen grotendeels toegewezen, maar het HofAms vernietigt het vonnis omdat de foto’s door plaatsing op Filefactory al eerder openbaar waren gemaakt. Het Hof achtte onrechtmatig handelen wel bewezen: GS faciliteerde het bekijken van de foto’s door plaatsing van de links, en met het plaatsen van een uitsnede van één van de foto’s is wel inbreuk op auteursrecht gemaakt (niet op portretrecht Dekker want haar gelaat stond niet op de foto).Het HofAms oordeelt dat schending auteursrecht ook mogelijk is door publiceren van slechts een uitsnede (‘een citaat’) van een foto, waarvoor in de NL Auteurswet voorwaarden zijn gesteld om niet als inbreuk te worden beschouwd. GS gaat in cassatie wegens vermeende schending van haar vrijheid van meningsuiting zoals gewaarborgd in EVRM artikel 10. Sanoma stelt incidenteel cassatieberoep in wegens het oordeel van het HofAms dat plaatsen hyperlinks niet als openbaarmaking in auteursrechtelijke zin kan worden aangemerkt.
De verwijzende NL rechter (HR) concludeert uit vaste rechtspraak van het HvJEU dat een mededeling alleen als ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van RL 2001/29 wordt beschouwd wanneer sprake is van een ‘nieuw publiek’. Het gaat hier om dezelfde doelgroep en dan zou geen toestemming van de houders van het auteursrecht vereist zijn, maar er is wel sprake van hulp bij het omzeilen van verweersters beperkingsmaatregelen aangezien alleen abonnees van Playboy vrij toegang hadden. De vraag of in deze zaak sprake is van ‘mededeling aan het publiek’ kan de HR niet zonder twijfel beantwoorden. Ook de vraag of sprake is van ‘nieuw publiek’ doordat GS heeft doorgelinkt naar een site die geen toestemming had de foto’s te openbaren kan de HR niet zonder twijfel beantwoorden.

In citaten:

Citaatrecht
5.1.7 In het hiervoor in 5.1.2 aangehaalde oordeel van het hof ligt besloten dat in de uitsnede die het heeft beoordeeld de auteursrechtelijke trekken van het werk herkenbaar zijn. De klacht dat het hof heeft verzuimd daarover een oordeel te geven is dan ook ongegrond. Of dat oordeel in het licht van de stellingen van GS Media voldoende begrijpelijk is kan in het midden blijven, nu onderdeel I.5 terecht aanvoert dat het hof niet de juiste uitsnede heeft beoordeeld. Gelet op de stellingen van partijen zoals weergeven in het onderdeel en de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.1.4, volgt dat alleen de uitsnede zonder kleding afkomstig is uit een van de foto’s waarop de berichtgeving op GeenStijl betrekking had en ten aanzien waarvan Sanoma c.s. zich op het auteursrecht van [betrokkene] hebben beroepen. Na verwijzing zal dan ook, met inachtneming van hetgeen hiervoor in 5.1.5 en 5.1.6 is overwogen, alsnog moeten worden beoordeeld of in die uitsnede de auteursrechtelijk beschermde trekken van de foto waaruit de uitsnede afkomstig is herkenbaar zijn.

5.2.1 Onderdeel II is gericht tegen de verwerping door het hof van het betoog van GS Media dat de in art. 10 EVRM gewaarborgde uitingsvrijheid in de weg staat aan de handhaving van het beroep op het auteursrecht ten aanzien van de uitsnede.

5.2.6 Anders dan het onderdeel veronderstelt, heeft het hof het voorgaande niet miskend. Het laat immers de mogelijkheid open dat de aan GS Media toekomende uitingsvrijheid aan de handhaving van het auteursrecht met betrekking tot de uitsnede in de weg staat. Onderdeel II.7 klaagt evenwel terecht dat het hof met zijn oordeel dat hiervan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn een onjuiste maatstaf heeft aangelegd. Of de uitingsvrijheid in een concreet geval behoort te prevaleren, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de uiting. In verband met dit laatste is van belang dat, wanneer het gaat om een commerciële uiting, het belang van degene die deze uiting doet in beginsel minder zwaar weegt dan wanneer het een publicatie van algemeen maatschappelijk belang betreft (vgl. de hiervoor in 5.2.5 genoemde uitspraak in de zaak Ashby Donald e.a./Frankrijk).

Eerdere voorspelling van de te beantwoorden vragen door Dirk Visser: IEF 14537

Op andere blogs:
Cassatieblog
MediaReport