Gepubliceerd op maandag 16 februari 2015
IEF 14662
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Auteursrechtdebat: Verslag Plenair Debat ‘Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht’

Door Lotte Anemaet, , VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Thema: Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht. Ingewikkeld, complex, moeilijk. Dat is de kwestie die vorige week dinsdag in de Tweede Kamer ter tafel lag. Je kan jurist zijn, maar het intellectuele eigendom is toch een vak apart, verzuchtte staatssecretaris Teeven. ‘Er zijn maar weinig wetsvoorstellen die ik op een zondag bekijk om dan op dinsdagavond te besluiten om er nog eens naar te kijken, omdat ik het nog niet helemaal snap.’ Ook mevrouw Helder (PVV) kon dit beamen. Na eerst de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten erbij te hebben gepakt, begon het haar te duizelen, vertrouwde ze de Tweede Kamer toe. Al die wetten gaven haar het gevoel door de bomen het bos niet meer te zien. Of was het nu door het bos de bomen niet meer kunnen zien? Mevrouw Helder concludeerde dan ook dat de makers wel iets beters hebben te doen dan zich bezig te houden met deze juridische haarkloverij1.

Inhoud Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht
Het belang van dit plenair debat was duidelijk: bescherming moet worden geboden aan de maker die het juridisch gezien meestal moet afleggen tegen de machtige exploitant. Zijn positie moet drastisch worden verstevigd. Zoals mevrouw Helder het mooi verwoordde: ‘Je kunt het een beetje vergelijken met de situatie van de goedwillende burger die één keer per jaar de noodzakelijke belastingaangifteformulieren invult. Die is geen partij tegenover de Belastingdienst met al zijn expertise.’ Deze kloof tussen de verschillende machtsposities wil de Tweede Kamer verkleinen met het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht. Zo krijgt de maker een recht op een billijke vergoeding voor het verlenen van zijn exploitatiebevoegdheid en kan hij een hogere vergoeding krijgen voor zijn werk indien het een onverwacht succes blijkt te zijn (bestsellerbepaling). Ook kan de maker zijn recht terugkrijgen als de exploitant nalaat zijn werk te exploiteren (non-usus-bepaling). Onredelijke bepalingen zijn vernietigbaar en er is een nieuwe regeling voor het filmauteurscontractenrecht in het leven geroepen. Alle makers krijgen een billijke vergoeding van de producent (wegens vermoeden van overdracht); alhoewel drie makers daarnaast nog een extraatje krijgen: de scenarioschrijver, regisseur en de hoofdrolacteurs hebben via hun collectieve beheersorganisatie ook recht op een proportionele, omzetgerelateerde vergoeding van de exploitant waarmee de producent contracteert. Verder biedt de wet een grondslag voor een geschillencommissie waar makers op een laagdrempelige wijze naar toe kunnen stappen ingeval van problemen.

Algemene gang van zaken

Het debat in de Tweede Kamer verliep rustig en de stemming was positief. Een Teeven die de Kamer toevertrouwt dat hij de James Bond film wel zestien keer heeft gekeken en de film nog steeds leuk vindt, pennen die worden geronseld bij de voorzitter, konden de pret niet drukken. Er was bij alle fracties (de CDA was echter afwezig in de Kamer) waardering voor het wetsvoorstel2. Alle partijen waren het erover eens dat er iets moet gebeuren aan de zwakke onderhandelingspositie van de maker. Toch kon de heer Verhoeven (D66) het niet laten te dreigen met zijn recht op amendering en de mogelijkheid de zo felbegeerde deal tussen RODAP (producenten, omroepen en distributeurs) en PAM (rechtenorganisaties voor filmmakers en auteurs) te verstoren. Het bleek uiteindelijk bij die dreiging te blijven. De constructieve houding van alle partijen (dus ook D66) in de tweede termijn was dan ook ontnuchterend te noemen. De fracties waren alom positief en hadden slechts kleine opmerkingen. De vier moties die uiteindelijk werden ingediend, konden allemaal door de staatsecretaris als ondersteuning van zijn beleid worden gezien. Dit blijkt ook uit het vervolg dat aan dit plenair debat is gegeven. De Tweede Kamer heeft namelijk afgelopen donderdag ingestemd met dit wetsvoorstel. Indien de Eerste Kamer tijdig de behandeling van het wetsvoorstel afrondt, kan de wetswijziging al op 1 juli 2015 ingaan. Afgesproken is dat het wetsvoorstel 2,5 jaar na invoering tussentijds zal worden geëvalueerd en 5 jaar na invoering grondig zal worden geëvalueerd en loopt daarmee in de lijn met de looptijd van de overeenkomst tussen RODAP en PAM.

Reikwijdte
De volgende punten kwamen tijdens het plenair debat aan de orde. Natuurlijk werd het radiomodel weer besproken in de Kamer – het favoriete onderwerp van de heer Verhoeven – maar de staatssecretaris Teeven moest concluderen dat zijn idee voor een ‘radiomodel light’ voor films niet echt gaat werken. De Kamer vroeg daarnaast verduidelijking over de reikwijdte van het auteurscontractenrecht. Afgevraagd werd waarom alleen de scenarioschrijver, de regisseur en de hoofdrolacteurs een recht hebben op de proportionele vergoeding, terwijl in een vorige versie van het wetsvoorstel de kring van personen veel groter was. De heer Verhoeven wees er verder op dat hij zich zorgen maakte over het mogelijkerwijs blind volgen van wat de ‘auteursrechtpolder’ voorschrijft. ‘Er zijn namelijk ook groepen mensen die niet zijn aangesloten bij auteursrechtorganisaties. Die zijn echter wel aangesloten bij de democratie van Nederland.’ De staatssecretaris benadrukte dat de keuze vanuit juridisch en praktisch oogpunt is gemaakt. Een uitbreiding van het aantal rechthebbenden op de proportionele vergoeding kan ertoe leiden dat de onderhandelingen helemaal opnieuw moeten worden gevoerd. Dit zou onwenselijk zijn nu er eindelijk een goed akkoord is bereikt tussen RODAP en PAM. Daarnaast moet het wetsvoorstel wel uitvoerbaar blijken. Ook is aangesloten bij artikel 2 Richtlijn 2011/77 en artikel 40 Auteurswet. Verder benadrukte de staatssecretaris dat niet moet worden vergeten dat op een billijke vergoeding wel alle makers recht hebben. De heer Verhoeven verzocht daarom de regering in de afgesproken evaluatie met name ook de niet bij het akkoord betrokken partijen te betrekken, dat door de staatssecretaris was toegezegd. Daarnaast werden vragen gesteld over het fictief makerschap en het niet van toepassing zijn van het wetsvoorstel op overeenkomsten waarop het BVIE van toepassing is (zoals bij een logo) en op overeenkomsten die de verlening van de exploitatiebevoegdheid ten aanzien van het auteursrecht van de maker aan een wederpartij niet tot hoofddoel heeft, zoals het plaatsen van foto’s op Facebook. De staatssecretaris benadrukte dat het uitbreiden van het toepassingbereik in strijd zou zijn met het BVIE. Daarnaast is extra bescherming voor fictieve makers veelal niet nodig, denk aan bijvoorbeeld fictieve makers als Shell. Ook is er geen goed criterium te bedenken welke fictieve makers dan wel in aanmerking zouden moeten komen. De rechter is de geschikte persoon om per concreet geval via reflexwerking de omstandigheden te wegen. Wat betreft de vragen over Facebook moet het onderzoek door het College bescherming persoonsgegevens worden afgewacht.

Geschillencommissie
Een verder aandachtspunt was de totstandkoming van de geschillencommissie. Via twee moties is de staatssecretaris verzocht om ervoor te zorgen dat de geschillencommissie tot stand komt en zo nodig wordt aangewezen. Staatssecretaris Teeven wees erop dat de wet al een aansporing en een grondslag biedt voor het instellen van een geschillencommissie. Nu het Platform Makers en het Platform Creatieve Media Industrie inmiddels concrete stappen hebben gezet in die richting en er bijna uit zijn, heeft de staatssecretaris het vertrouwen dat er ook daadwerkelijk een laagdrempelige geschillencommissie gaat komen.

Vaststelling tarieven billijke vergoeding
Ten slotte vroeg mevrouw Oosenbrug (PvdA) zich af waarom er geen uitzondering op het mededingingsrecht voor tariefafspraken in de wet wordt opgenomen, zoals in Duitsland het geval is. Een dergelijke uitzondering zou echter volgens de staatssecretaris juist tot rechtsonzekerheid leiden voor partijen, omdat deze prijsafspraken mogelijkerwijs in strijd zijn met het Europese mededingingsrecht. Daarnaast is een dergelijke uitzondering helemaal niet nodig om het gestelde doel te bereiken. Tevens is er nog nooit gebruikt gemaakt van deze uitzondering in Duitsland. Daarnaast werd aangekaart dat het erg belangrijk is voor de rechten en de bestaanszekerheid van makers om de tarieven voor de billijke vergoeding vast te stellen. Om dit belang te onderstrepen heeft de heer Van Dijk (SP) ten slotte de regering verzocht te stimuleren dat exploitanten en makers in de verschillende sectoren zo spoedig mogelijk met elkaar in onderhandeling treden ter vaststelling van tarieven.

Conclusie
Ondanks dat het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht zo ingewikkeld is, is de Tweede Kamer er goed in geslaagd zich door deze materie heen te worstelen. En met resultaat. Na jarenlang getouwtrek ligt een instemming van de Tweede Kamer klaar. Nu alleen nog wachten op de vaststelling in de Eerste Kamer. Of het wetsvoorstel daadwerkelijk de maker in de praktijk gaat helpen, moet nog worden afgewacht. De evaluaties zullen dat moeten uitwijzen.

Lotte Anemaet

1) Dit doet mij enigszins denken aan de slogan ‘Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker’ van de Belastingdienst; deze welbekende slogan kreeg tijdens het jaarlijkse IE-diner een opvallende wending in een van de tafelspeeches die avond d.d. 29 januari 2015. 2) Het amendement Taverne over open access voor wetenschappelijke tijdschriftartikelen kwam nauwelijks aan de orde.