Gepubliceerd op dinsdag 30 juli 2019
IEF 18613
HvJ EU ||
29 jul 2019
HvJ EU 29 jul 2019, IEF 18613; (Pelham tegen Hütter e.a.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/antwoord-prejudici-le-vragen-sampling-kraftwerk-zaak

Antwoord prejudiciële vragen 'sampling' Kraftwerk zaak

HvJ EU 29 juli 2019, IEF 18613, IEFbe 2920; C-476/17 (Pelham tegen Hütter e.a.) Auteursrecht. Naburige rechten. Hütter e.a. zijn lid van de muziekgroep Kraftwerk en heeft een fonogram gepubliceerd met het nummer Metall auf Metall. Pelham en Haas zijn de componisten van het nummer Nur mir, dat op de fonogrammen is verschenen. Hütter e.a. stellen dat Pelham twee seconden van een ritmische sequens van het nummer Metall auf Metall elektronisch heeft gekopieerd (gesampled) en deze in een doorlopende herhaling onder het nummer Nur mir heeft gezet, hoewel hij die sequens ook zelf had kunnen spelen. Hütter e.a. zijn van oordeel dat Pelham inbreuk heeft gemaakt op het naburige recht waarvan zij als fonogramproducent houder zijn en dat inbreuk is gemaakt op het intellectuele-eigendomsrecht dat zij houden als uitvoerend kunstenaars, alsook op Hütters auteursrecht op het muziekwerk. Er zijn prejudiciële vragen gesteld aan het Hof met betrekking tot de fonogramproducent en 'sampling'.

1) Is er sprake van een inbreuk op het aan artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/29 ontleende uitsluitende recht van een fonogramproducent tot reproductie van zijn fonogram, wanneer van zijn fonogram minieme geluidsfragmenten worden overgenomen en op een ander fonogram worden vastgelegd?

39. Gelet op een en ander dient op de eerste en de zesde vraag te worden geantwoord dat artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/29 in het licht van het Handvest aldus moet worden uitgelegd dat een fonogramproducent op grond van het hem door deze bepaling verleende recht om reproductie van zijn fonogram toe te staan of te verbieden, kan beletten dat een geluidsfragment van zijn fonogram, hoe kort dan ook, door een derde wordt overgenomen en op een ander fonogram wordt vastgelegd, tenzij dat fragment in een gewijzigde en voor het oor onherkenbare vorm op laatstgenoemd fonogram wordt vastgelegd.

2) Is een fonogram dat minieme geluidsfragmenten bevat die van een ander fonogram zijn overgenomen een kopie van het andere fonogram in de zin van artikel 9, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/115?

55. Gelet op al het voorgaande dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 9, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/115 aldus moet worden uitgelegd dat een fonogram dat muziekfragmenten bevat die van een ander fonogram zijn overgenomen geen „kopie” van dat fonogram in de zin van die bepaling is, aangezien op dat fonogram niet het gehele andere fonogram of een wezenlijk gedeelte daarvan is overgenomen.

3) Kunnen de lidstaten voorzien in een bepaling die – zoals § 24, lid 1, UrhG [...] – preciseert dat de beschermingsomvang van het uitsluitende recht van de fonogramproducent tot reproductie [artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/29] en distributie [artikel 9, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/115] van zijn fonogram zodanig inherent begrensd is dat een zelfstandig werk dat met vrij gebruik van zijn fonogram is vervaardigd, zonder zijn toestemming mag worden geëxploiteerd?

65. Gelet op het voorgaande dient op de derde vraag te worden geantwoord dat een lidstaat in het nationale recht niet mag voorzien in andere beperkingen of restricties op het in artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/29 neergelegde recht van fonogramproducenten dan die welke in artikel 5 van deze richtlijn zijn vastgesteld.

4) Wordt een werk of ander materiaal voor citeerdoeleinden gebruikt in de zin van artikel 5, lid 3, onder d), van richtlijn 2001/29 wanneer niet herkenbaar is dat een werk of ander materiaal van een derde wordt gebruikt?

74. Gelet op een en ander dient op de vierde vraag te worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, onder d), van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat het in deze bepaling genoemde begrip „citeren” niet ziet op een situatie waarin het betrokken werk niet kan worden herkend aan de hand van het citaat in kwestie.

5) Is er discretionaire ruimte bij de omzetting in nationaal recht van de Unierechtelijke bepalingen met betrekking tot het reproductie- en distributierecht van de fonogramproducent [artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/29 en artikel 9, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/115] en de beperkingen en restricties op deze rechten (artikel 5, leden 2 en 3, van richtlijn 2001/29 en artikel 10, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2006/115)?

86. Gelet op het voorgaande dient op de vijfde vraag te worden geantwoord dat artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat het een maatregel is die volledige harmonisatie van de materiële inhoud van het in die bepaling geregelde recht bewerkstelligt.

6) Op welke manier dienen de grondrechten die verankerd zijn in het [Handvest] in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de beschermingsomvang van het uitsluitende recht van de fonogramproducent tot reproductie [artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/29] en distributie [artikel 9, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/115] van zijn fonogram alsook bij de bepaling van de draagwijdte van de beperkingen en restricties op deze rechten (artikel 5, leden 2 en 3, van richtlijn 2001/29 en artikel 10, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2006/115)?

39. Gelet op een en ander dient op de eerste en de zesde vraag te worden geantwoord dat artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/29 in het licht van het Handvest aldus moet worden uitgelegd dat een fonogramproducent op grond van het hem door deze bepaling verleende recht om reproductie van zijn fonogram toe te staan of te verbieden, kan beletten dat een geluidsfragment van zijn fonogram, hoe kort dan ook, door een derde wordt overgenomen en op een ander fonogram wordt vastgelegd, tenzij dat fragment in een gewijzigde en voor het oor onherkenbare vorm op laatstgenoemd fonogram wordt vastgelegd.