Inzage e-mails met persoonsgegevens onterecht geweigerd
Rechtbank Midden-Nederland 15 juni 2020, IEF 19290, IT 3171; ECLI:NL:RBMNE:2020:2222 (Onterechte weigering inzage persoonsgegevens) Privacy. Verweerder heeft inzage in een aantal e-mails geweigerd, omdat het gaat om interne notities die persoonlijke gedachten van medewerkers bevatten en uitsluitend voor intern overleg en beraad zijn bedoeld. De rechtbank stelt vast dat de niet verstrekte e-mails wel persoonsgegevens van eiser bevatten en ook feitelijkheden en waarderingen van die medewerkers over persoonsgegevens van eiser. De rechtbank oordeelt dat verweerder op grond van artikel 23 lid 1 sub i van de AVG geen persoonsgegevens hoeft te verstrekken voor zover dat noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de rechten en vrijheden van anderen. Bij een recht of vrijheid van een ander gaat het om gewichtige belangen op grond waarvan het noodzakelijk is een uitzondering te maken op het recht van de betrokkene op kennisneming. De motivering die verweerder op dit punt in het bestreden besluit heeft gegeven, maakt echter niet duidelijk welk gewichtig belang aan de orde is op grond waarvan het noodzakelijk zou zijn om een uitzondering te maken op het recht van eiser op kennisneming van aan hem toebehorende persoonsgegevens. De conclusie is dat verweerder eiser ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, inzage heeft geweigerd. Eiser is daarmee niet in staat gesteld kennis te nemen van al zijn persoonsgegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG. Het beroep is daarom gegrond. Verweerder moet een nieuw besluit op het bezwaar nemen.