Alle rechtspraak  

IEF 15622

Boeiende rechtstrijd Pictoright vs Blendle en dagbladuitgevers

Bijdrage ingezonden door Kees Berendsen, CroonDavidovich. Boeiende rechtstrijd Pictoright vs Blendle en dagbladuitgevers. Zo luidt de kop van een persbericht van VOI(C)E, de Vereniging van Organisaties die Intellectueel eigendom Collectief Exploiteren. Als oud directeur van Beeldrecht (nu Pictoright) zal ik mij bij dit onderwerp terughoudend opstellen. Maar één opmerking moet mij van het hart. En die betreft dat 'boeiende' in de kwalificatie van de rechtstrijd waar het hier om gaat.

Blendle en Pictoright
In het kort de feiten: Krantenuitgevers leveren sinds kort krantenartikelen aan de digitale kiosk Blendle. Gebruikers kunnen op de website van Blendle artikelen kopen en op hun desktop, smartphone of tablet lezen. Van de opbrengst gaat 30% naar Blendle, de rest betaalt zij door aan de uitgevers. Pictoright is een auteursrechtorganisatie en regelt namens beeldauteurs de rechten met gebruikers. Pictoright klopt aan bij Blendle, maar Blendle wil geen zaken doen met Pictoright, althans wijst haar claim af.

Blendle als doorgeefluik van de uitgevers
De argumenten van Blendle vertonen een breed spectrum van het recht. Niet alleen het auteursrecht, maar bij voorbeeld ook het mededingingsrecht is inzet van dit geschil. Kan Pictoright wel een groepsactie als deze ondernemen? Is Blendle niet gewoon een doorgeefluik van de uitgevers en heeft zij daarom überhaupt een boodschap aan Pictoright? Doorkruist Pictoright niet (ongerechtvaardigd) het businessmodel van de uitgeverijbranche? Etc. Boeiend is die rechtstrijd zeker. Maar dan wel vooral voor juristen. En daar ben ik er een van, ja. Dus wat zeur ik. Ja, ik zeur even, heel kort dan.


Beeldrecht
Hoe boeiend ook, mijn eerste reactie is niet ''wat een interessante zaak', maar eerder: 'wat is er weinig veranderd sinds de beginjaren van Beeldrecht', toen het zichzelf en zijn rechtspositie (soms met hand en tand) moest verdedigen. De winst van een door De Volkskrant tegen Beeldrecht aangespannen procedure (voor de kenners: de Boogschutterzaak), beschouwde ik als verlies, want het verstoorde de beoogde goede relatie met uitgevers, die ik essentieel vond en vind voor een door alle partijen aanvaard beheer van auteursrechten.


Auteursrecht, een hinderlijk fenomeen
Ik had de hoop en verwachting, dat dit stadium zo langzamerhand achter de rug was. En dat het inmiddels algemeen geaccepteerd was, praktische oplossingen te vinden voor problemen die zich uit de aard der zaak aandienen. En ja, auteursrecht is soms een hinderlijk fenomeen. Dat verdient in de communicatie daarover begrip en dat krijgt het misschien niet altijd in voldoende mate. Anderzijds zou ik zeggen dat een organisatie als Pictoright (als centraal adres van rechthebbenden) de zaken er nu juist eenvoudiger op maakt in plaats van hinderlijker. Of zij daarvoor in haar relatie met de beeldauteurs nu het model gebruikt van 'overdracht van recht' of volstaat met een 'last en volmacht', doet niet eens zoveel terzake.


Economische belangen
Economische belangen spelen natuurlijk een belangrijke rol in de discussie. Wat kost het Blendle (en de uitgevers) om deze rechten met Pictoright te regelen en wat 'bespaart' het hen om de rechten niet te regelen en claims van rechthebbenden eenvoudig af te wachten. Om daarop een antwoord te krijgen moeten kennelijk eerst de messen geslepen worden. Want natuurlijk beinvloedt die scherpslijperij de uitkomst van deze rekensom. En niet alleen omdat procederen een uitermate kostbare aangelegenheid is, speciaal voor de verliezende partij, omdat die 'dubbel' betaalt.


Gemeenschappelijk belang
Een laatste hartekreet. Het bestaan van economisch gezonde uitgeverijen zijn in het belang van auteurs. Uitgevers hebben baat bij auteurs die van hun professionele producten kunnen leven en onafhankelijk kunnen blijven produceren. Het vergt niet veel makro-denken om te concluderen dat beide partijen goed beschouwd elkaar nodig hebben. Biedt dat perspectief?

IEF 15623

Duitse BGH doet binnenkort uitspraak inzake kleurmerken, verdeling van gelden door cbo's en aansprakelijkheid bij "file sharing"

BGH Verhandelungstermin in Sachen I ZB 52/15 (Farbmarke “Rot”), Sachen I ZR 198/13 (Verteilungsplan der VG Wort - Verlagsanteil) en Sachen I ZR 272/14, I ZR 1/15, I ZR 43/15, I ZR 48/15 en I ZR 86/15 (Haftung wegen Teilnahme an Internet-Tauschbörsen)
Uit het persbericht:
Zaak I ZB 52/15 inzake het kleurmerk “rood” zal worden behandeld op 21 april 2016. Zie IEF 13958 voor de uitspraak van het HvJ EU in deze zaak. Het kleurmerk is ingeschreven door de overkoepelende organisatie voor spaarbanken. Ondernemingen van een Spaanse bankroep, die de kleur rood gebruiken voor de aanduidingen van hun diensten op de Duitse  markt, verzoeken om annulering van het kleurmerk. Dit verzoek werd in eerste instantie afgewezen, maar het Bundespatentgericht oordeelt dat het kleurmerk onderscheidend vermogen mist. Merkhouder gaat in beroep en vordert nietig verklaring van het besluit.

Zaak I ZR 198/13 inzake de verdeling van gelden van VG Wort, de literaire collectieve beheersorganisatie in Duitsland, zal worden behandeld op 10 maart 2016. Klager is auteur van wetenschappelijke werken en had een uitvoeringsovereenkomst met VG Wort. Volgens klager worden de gelden op onjuiste wijze verdeeld en krijgt hij minder dan hem toekomt. Het Oberlandesgericht heeft het beroep grotendeels bevestigd. Verweerder heeft niet het recht om een uitgeversaandeel van de gelden die klager toekomen af te trekken. Dit kan alleen indien klager zijn rechten aan verweerder volledig had overgedragen. Collectieve beheersorganisatie kunnen echter wel deelnemen aan de inkomsten indien de maker de reeds gemaakte wettelijk voorgeschreven vergoeding had toegewezen. VG Wort heeft om herziening van het besluit gevraagd en streeft naar volledige verwerping. Eiser wilt zijn klacht volledig gegrond verklaard zien.

Zaken I ZR 272/14, I ZR 1/15, I ZR 43/15, I ZR 48/15 en I ZR 86/15 (Haftung wegen Teilnahme an Internet-Tauschbörsen) worden behandeld op 12 mei 2016. Centraal staat de aansprakelijkheid voor deelname aan file sharing. Verzoekers zijn rechthebbenden van de exploitatie rechten op diverse filmwerken. Volgens hen verschaffen de gedaagden toegang tot hun werken door middel van “sharing” via hun internetverbinding. Het Landsgericht wees in de zaken I ZR 272/14, I ZR 1/15 en I ZR 44/15 en I ZR 43/15 schadevergoeding toe. De klachten in zaken I ZR 48/15 en I ZR 86/15 werden afgewezen.

IEF 15619

Conclusie AG: Billijke compensatie thuiskopie uit staatskas mag, maar niet tevoren begroot

Conclusie AG HvJ EU 19 januari 2016, IEF 15619; C-470/14; ECLI:EU:C:2016:24 (EGEDA)
Auteursrecht. Naburige rechten. Billijke thuiskopiecompensatie gefinancieerd vanuit staatsbegroting. Zie eerder IEF 14401. Conclusie AG:

1) Artikel 5, lid 2, onder b), van [InfoSocRl] moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat de daarin vermelde billijke compensatie uit de algemene staatsbegroting wordt gefinancierd.
2)  Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat het bedrag van de daarin vermelde compensatie wordt vastgesteld binnen de van tevoren per begrotingsjaar bepaalde grenzen zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met de geraamde omvang van het door de rechthebbenden ondervonden nadeel.

Gestelde vragen (zie eerder IEF 14401) :

1) Is een stelsel inzake billijke compensatie voor het maken van thuiskopieën dat is gebaseerd op een raming van het daadwerkelijk veroorzaakte nadeel en wordt gefinancierd uit de algemene staatsbegroting, zonder dat bijgevolg kan worden gegarandeerd dat de kosten van die compensatie worden gedragen door de gebruikers van thuiskopieën, verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29?

2) Zo ja, is het verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 dat het totale bedrag dat in de algemene staatsbegroting wordt bestemd voor de billijke compensatie voor het maken van thuiskopieën, ook al wordt het berekend op basis van het daadwerkelijk veroorzaakte nadeel, moet worden vastgesteld binnen de per begrotingsjaar bepaalde grenzen?

IEF 15618

Ex parte tegen beheerder Dropbox-account waarmee op grote schaal e-books werden aangeboden

Beschikking Vzr. Rechtbank Gelderland 11 december 2015, IEF 15618 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense en Eva Broekhuizen-van Heeringen, Stichting BREIN. Auteursrecht. Naburige rechten. Gerekwestreerde is beheerder van een Dropbox-account waarmee op grote schaal e-books en muziekwerken openbaar worden gemaakt. Hij is actief op verschillende internetfora waarop aan geïnteresseerden, op verzoek, toegang werd geboden tot de collectie e-books opgeslagen in het Dropbox-account. De rechter oordeelt dat het gaat om een niet goed te praten, grootschalige piraterij en dat Gerekwestreerde van de onrechtmatigheid van de activiteiten weet of behoort te weten. Gerekwestreerde wordt bevolen de inbreuk te staken op straffe van een dwangsom van €  2000 voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat in strijd met het inbreukverbod wordt gehandeld, met een maximum van €  50.000. [red. inzender meldt: "Naar aanleiding van de ex parte heeft BREIN een schikking getroffen met de inbreukmaker.”]

IEF 15610

Vraag gesteld aan HvJ EU over 'betaling van toegangsprijs' via 'hotel room tv'

Prejudicieel vraag gesteld aan het HvJ EU, IEF 15610; C-641/15 (Verwertungsgesellschaft Rundfunk)
Verwertungsgesellschaft Rundfunk, een Oostenrijkse collectieve beheersorganisatie, in een zaak tegen een hotelketen voor de vergoeding voor de uitzending van televisie content op tv's in de hotelkamers. Vraag:

Is aan de voorwaarden 'tegen betaling van een toegangsprijs' uit artikel 8 lid 3 [Richtlijn betreft verhuur-,uitleen en bepaalde naburige rechten*] voldaan indien:
- via de tv set beschikbaar in iedere kamer van een hotel, de hoteluitbater toegang tot het signaal van verschillende tv- en radiokanalen (hotel room tv) wordt gegeven en
- voor het gebruik van de kamer (inclusief hotel room tv) de hoteluitbater een vergoeding in rekening brengt, waarin ook het gebruik van de tv set en de televisie- en radiokanalen is inbegrepen?

* Artikel 8 Richtlijn Uitzending en mededeling aan het publiek lid 3.   De lidstaten kennen omroeporganisaties het uitsluitende recht toe om heruitzending van hun uitzendingen via de ether en de mededeling aan het publiek van hun uitzendingen toe te staan of te verbieden, indien deze mededeling plaatsvindt op plaatsen die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk zijn.

Via ipo.gov.uk:

Is the condition of ‘against [payment] of an entrance fee’ laid down in Article 8(3) of Directive 2006/115/EC of the European Parliament and of the Council of 12 December 2006 on rental right and lending right and on certain rights related to copyright in the field of intellectual property satisfied where,
•    through the TV set made available in each room of a hotel, the hotel operator provides access to the signal for various television and radio channels (‘hotel room TV’), and
•    for use of the room (including hotel room TV), the hotel operator charges a fee per room per night (room rate) which also includes use of the TV set and the television and radio channels to which access is thereby provided?

IEF 15599

Bewijsopdracht naamsvermelding en gestelde overdracht auteursrecht Citymarketing plannen

Rechtbank Rotterdam 23 december 2015, IEF 15599; ECLI:NL:RBROT:2015:9825 (Citymarketing plannen)
Auteursrecht. Beëindiging samenwerking. Eiseres claimt het auteursrecht op diverse plannen en teksten voor websites en dergelijke als vervaardigd ten behoeve van klanten van Interlynx, waaronder strategische communicatieplannen en Marketingstrategie en citymarketing Brielle. Op grond van artikel 8 stelt gedaagde Interlynx dat zij als maker is vermeld, dat zou zijn omdat het bedrijfsbelang dat voorop stelde, zo reageert eiser. Bewijsopdracht met betrekking tot naamsvermelding als maker respectievelijk gestelde overdracht auteursrechten.

3.2.5. [eiseres] is auteursrechthebbende op de door haar in het kader van de samenwerking geproduceerde stukken/documenten/publicaties/(concept)formules en bestanden als weergegeven in nummer 22 van de dagvaarding. Interlynx c.s. maakt zonder toestemming van [eiseres] gebruik van deze bestanden, zodat [eiseres] c.s. een verbod vordert van Interlynx c.s. om gebruik te maken van deze bestanden.

3.3.6. (...) [eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van Interlynx werkzaamheden uitgevoerd met betrekking tot de betreffende bestanden en formules. Het auteursrecht van elke opdracht die door Interlynx is uitgevoerd, wordt na betaling van de factuur door de opdrachtgever aan de opdrachtgever overgedragen.

auteursrecht
5.25. [eiseres] c.s. claimt het auteursrecht op diverse plannen en teksten voor websites en dergelijke als vervaardigd ten behoeve van klanten van Interlynx. Ter nadere onderbouwing van het door haar gestelde auteursrecht heeft zij bescheiden in het geding gebracht bestaande uit e-mailberichten waaruit kan worden opgemaakt dat [eiseres] zich bezig hield met het opstellen van diverse communicatieplannen ten behoeve van opdrachtgevers, zoals bijvoorbeeld het ‘Strategisch communicatieplan’, ‘Gemeente Brielle’/PVA citymarketing Brielle, het ‘Strategisch Communicatieplan Secretarion 2010-2013’, het ‘Strategisch Marketingplan Arbo Resources’ en het ‘Marketingstrategie 12 Learn’.
Interlynx c.s. heeft niet betwist dat [eiseres] de auteur is van deze plannen. Wel heeft zij betwist dat dit betekent dat het auteursrecht aan [eiseres] toekomt. De auteursrechten ter zake zijn – naar zij stelt – steeds door Interlynx overgedragen aan de opdrachtgevers in gesprekken waarbij [eiseres] aanwezig was, zodat de vordering jegens Interlynx c.s. geen doel kan treffen. Interlynx c.s. heeft voorts in het kader van artikel 8 Auteurswet (Aw) nog gesteld dat Interlynx de genoemde bestanden en formules als van haar afkomstig openbaar heeft gemaakt en [eiseres] ook niet als maker is vermeld, maar Interlynx, en gepersisteerd bij haar stelling dat de auteursrechten zijn overgedragen aan de klanten. [eiseres] c.s. heeft in reactie hierop erkend dat soms Interlynx als maker staat vermeld, omdat zij het bedrijfsbelang voorop stelde, maar ontkend te hebben ingestemd met overdracht van rechten aan de klanten, met uitzondering van Brielle. Tegen gebruik door klanten stelt zij geen bezwaar te maken, enkel tegen het gebruik van haar formules en concepten door [gedaagde] /Interlynx.

5.28. Nu [eiseres] c.s. zich op het auteursrecht beroept van deze stukken en dit gemotiveerd door Interlynx c.s. is betwist, zal [eiseres] c.s. in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren van haar makerschap / naamsvermelding op de litigieuze stukken.

6.6. laat Interlynx c.s. toe tot het bewijs van de door haar gestelde overdracht van auteursrechten op de litigieuze stukken aan de betreffende klanten;

IEF 15598

Staking van schaatshulp Bobby en Belugga in Nederland

Rechtbank Den Haag 23 december 2015, IEF 15598; ECLI:NL:RBDHA:2015:15272 (Ice World tegen Am The Experience Group)
Modellenrecht. Merkenrecht. Auteursrecht. De recthbank is bevoegd om kennis te nemen, omdat het gestelde schadebrengende feit zich in Nederland voordoet. De bevoegdheid is beperkt tot Nederland (ex 83 lid 2 GModVo, 98 lid 2 GMVo en 7 lid 2 EEX-Vo jo Auteurswet). De rechtbank gebiedt gedaagden iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel, het Gemeenschapsmerk en het auteursrecht van Ice World met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

De rechtbank
3.1. verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen onder I en II voor zover de gevorderde geboden zien op handelingen buiten Nederland;

3.2. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.3. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmerk van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga ter onderscheiding van een ijsbaan, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.4. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het openbaarmaken en verveelvoudigen van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.5. veroordeelt gedaagden ieder afzonderlijk aan eiseres een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van de dag dat de betrokken gedaagde in strijd handelt met het onder 3.2, en/of 3.3, en/of 3.4 genoemde gebod dan wel, naar keuze van eiseres, aan eiseres een dwangsom te betalen van € 250,- per inbreukmakend product met een maximum van € 100.000,-;

3.6. veroordeelt gedaagden in de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot op heden begroot op € 1.539,84;

3.7.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad met uitzondering van het onder 3.1 bepaalde;

3.8. wijst het meer of anders gevorderde af.

IEF 15597

Museum behoudt filmvertoningsrecht na opzegging bewaarneming

Rechtbank Rotterdam 6 januari 2015, IEF 15597; ECLI:NL:RBROT:2016:249 (weduwe Ader tegen museum Boijmans c.s.)
Uitleg overeenkomst. Kunstinstelling. Eiseres is weduwe van conceptueel kunstenaar Bas Jan Ader die tijdens een soloreis per zeilboot over de Atlantische Oceaan vermist is geraakt. Het museum heeft kunstwerken gekocht inclusief vertoningsrecht van films onder voorwaarde van bewaring en conservering van het originele materiaal. Weduwe zegt de 'bruikleenovereenkomst' op en vordert overdracht van de films in 16mm en de gedigitaliseerde versies. De bewaarneming is rechtsgeldig opgezegd en het originele 16mm filmwerk moet worden overgedragen. Het museum behoudt haar vertoningsrecht en behoudt de in het kader van conservering en bewaring vervaardigde kopieën voor vertoning en uitlening aan andere kunstinstellingen.

Gelet op de verbintenis die het museum bereid was op zich te nemen in de zin van bewaring en conservering van het originele filmmateriaal, mocht het museum erop vertrouwen het aan haar verleende 'vertoningsrecht van alle gemaakte films' niet tijdelijk en onzeker was in die zin dat [eiseres] de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn steeds kon opzeggen en dan niet alleen het originele materieel kon opeisen, doch tevens het vertoningsrecht (met betrekking tot kopieën) aan het museum kon ontnemen.

4.8. De rechtbank stelt vast dat de betrokken partijen in 1992 op betrekkelijk informele wijze het volgende zijn overeengekomen. Het museum kocht een zestal fotowerken en verkreeg daarnaast 'het vertoningsrecht' van de films van [kunstenaar] . De verbintenissen die het museum bij de transactie op zich nam, waren betaling van de overeengekomen prijs voor de fotowerken en de verplichting om de films te bewaren en conserveren. De verbintenissen die [eiseres] op zich nam waren het leveren van de fotowerken en het verlenen van 'het vertoningsrecht' van de films aan het museum.

4.14. Dat Boijmans c.s. verplicht zijn om het originele filmmateriaal weer ter beschikking te stellen aan [eiseres] , doet er echter niet aan af dat zij, althans de Gemeente, aanspraak kunnen blijven maken op het aan haar verleende vertoningsrecht. 'Het vertoningsrecht van alle door [kunstenaar] gemaakte films', vormde immers de tegenprestatie voor de door het museum op zich genomen verplichting om het filmmateriaal te bewaren en te conserveren.

4.17. Het vertoningsrecht van de Gemeente houdt in dat het museum kopieën van de films mag blijven vertonen en dat zij dat materiaal voor hetzelfde doel ook aan andere kunstinstellingen ter beschikking mag blijven stellen, zoals zij dat vanaf 1992 in overeenstemming met de kennelijke bedoeling van partijen heeft gedaan. Aan de mogelijkheid voor [eiseres] om dat vertoningsrecht op te zeggen staat in de weg dat dit recht is verleend als tegenprestatie in het kader van een overeenkomst waaruit voor beide partijen met elkaar samenhangende rechten en verplichtingen voortvloeiden. Zolang de Gemeente bereid en in staat is om de voor haar resterende verplichtingen uit die overeenkomst - in het bijzonder het bewaren en conserveren van de films - na te komen, kan [eiseres] zich niet eenzijdig onttrekken aan de voor haar uit de overeenkomst voortvloeiende resterende verplichting, dat wil zeggen het respecteren van het aan het museum verleende vertoningsrecht. Dat [eiseres] er inmiddels geen prijs meer op stelt dat het originele filmmateriaal door het museum wordt bewaard, doet daar niet aan af.

4.18. Het aan het museum verleende vertoningsrecht is echter niet exclusief. Partijen zijn immers niet overeengekomen dat het museum een exclusief vertoningsrecht zou verkrijgen, althans dat kan uit de stellingen van Boijmans c.s. niet worden opgemaakt. In de gegeven omstandigheden valt dan ook niet in te zien waarom [eiseres] als eigenaar niet het recht zou hebben om (ook) aan anderen dan Boijmans c.s. het recht te verlenen om - bijvoorbeeld - de films te vertonen. Dat dit nadelig zou kunnen zijn voor Boijmans c.s. omdat zij haar vermeende exclusieve positie als partij die de films kan uitlenen verliest, moge zo zijn, maar dat feit kan niet afdoen aan de rechten die [eiseres] als eigenaar nu eenmaal heeft.

4.20. Boijmans c.s. zijn gehouden om het originele filmmateriaal terug te geven aan [eiseres] , dan wel aan een door haar aan te wijzen derde, op de plaats waar het in bewaring is gegeven, althans waar het ingevolge de overeenkomst mocht worden bewaard. Zij zijn niet gehouden om meer of andere kosten voor hun rekening te nemen dan noodzakelijk is voor die ter beschikkingstelling. De rechtbank gaat er overigens van uit dat partijen de eventuele overdracht op correcte wijze zullen laten verlopen, nu beide partijen zullen willen voorkomen dat het originele filmmateriaal schade oploopt.

4.21. Boijmans c.s. zijn niet gehouden om de van het originele materiaal gemaakte kopieën aan [eiseres] af te geven. Boijmans c.s. behouden immer het vertoningsrecht van alle films. In dat verband dienen zij te kunnen blijven beschikken over kopieën van die films. Die mogen zij derhalve bewaren en - voor zover dat in het kader van de uitoefening van het vertoningsrecht noodzakelijk/wenselijk is - vermenigvuldigen.
IEF 15590

Auteursrechtinbreuk op vijf Bonna logo's vastgesteld

Rechtbank Gelderland 18 november 2015, IEF 15590; ECLI:NL:RBGEL:2015:8227 (Bonna-logo's)
Auteursrecht. Beide partijen pretenderen het auteursrecht op de vijf Bonna-logo’s te bezitten. De centrale vraag is wie de logo’s heeft ontworpen. In het tussenvonnis is eiseres opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat zij de logo’s zelfstandig heeft ontworpen. Eiseres slaagt in het bewijs en gedaagde is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn inbreuk. De schade zal abstract worden begroot. Zaak wordt op de rol geplaatst voor nemen van akte.

2.3. [eiseres] heeft afgezien van een getuigenverhoor. Zij heeft bij conclusie na niet gehouden getuigenverhoor een uitgebreide schriftelijke verklaring afgelegd over het ontwerpproces van de logo’s. Dit schriftelijk relaas is onderbouwd met 23 bijlagen, waaronder veel e-mailverkeer tussen haar en [gedaagde] over de voortgang van het ontwerpproces van de logo’s. Hieruit komt het beeld naar voren dat [eiseres] in de periode eind november – begin december 2012 vrij intensief bezig is geweest met het bedenken en ontwerpen van verschillende concrete uitingsvormen van het Bonna-concept, waaronder de onderhavige logo’s. De overgelegde van [eiseres] afkomstige e-mails met bijlagen van de schetsen en afbeeldingen van de logo’s tonen de stapsgewijze ontwikkeling aan van de logo’s van de beginfase van het eerste ontwerp/voorstel tot de uiteindelijke definitieve verschijningsvorm van de logo’s zoals afgebeeld onder rov. 4.6 van het tussenvonnis van

3 juni 2015. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat [eiseres] [gedaagde] consequent op de hoogte heeft gehouden van het verloop van het ontwerpproces, maar dat [gedaagde] zich daaromtrent vrij afzijdig heeft gehouden. Dit komt volgens [eiseres] omdat er tussen partijen een strikte taakverdeling bestond in de samenwerking. Zij was als Creative Director bezig met het creatieve gedeelte, terwijl [gedaagde] zich bezighield met de zakelijke kant.

2.5. Dit betekent dat [eiseres] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Hierdoor moet zij worden beschouwd als de maker van, en de auteursrechthebbende op, de logo’s. Het gevolg daarvan is dat zoals in het tussenvonnis van 3 juni 2015 onder rov. 4.18 reeds is overwogen, [gedaagde] c.s. in de periode oktober 2013 – januari 2015 inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van [eiseres] op de logo’s. De gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.

IEF 15581

Omstandigheden sinds Kabelcontract zijn volledig gewijzigd, grond voor opzegging

Rechtbank Amsterdam 30 december 2015, IEF 15581 (Stichting Tick tegen Vevam en Agicoa)
Uitspraak ingezonden door Joep Meddens, Matthijs Brons en Fabian Streefland, Höcker Advocaten. Collectief beheer. Contractenrecht. Stichting Tick behartigt belangen van producenten van reclamefilms en reclameadviesbureaus door aanspraak te maken op auteursrechtelijke vergoeding voor openbaarmaking. Tussen partijen is bijna 13 jaar geleden een overeenkomst gesloten. De omstandigheden zijn volledig gewijzigd: Het Kabelcontract bestaat niet, de verdeling van Kabelgelden is veranderd, Vevam representeert geen filmmakers meer en ontvangt geen Kabelgelden, Agicoa int slechts nog voor buitenlandse producenten en er is geen pot collectief beschikbare Kabelgelden meer die volgens een verdeelsleutel wordt verdeeld. Dat maakt dat er voor Vevam een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging is; de Overeenkomst is per 31 december 2010 beëindigd. Tick wordt tot terugbetaling van €180.758,79 veroordeeld, ook Agicoa hoeft dus geen vergoeding meer (via Vevam) te betalen.

Leestips: 5.5 - 5.8.

Op andere blogs:
Kracht advocatuur