Wijziging wetsvoorstel verweesde werken
Nota van wijziging wetsvoorstel verweesde werken, en nota naar aanleiding van verslag, Kamerstukken II, 2013-2014, 33 892.
Wijzing wetsvoorstel [IEF 13632]. Artikel 16o, vierde lid, komt te luiden: 4. De organisaties, genoemd in het eerste lid, mogen met de reproductie en beschikbaarstelling inkomsten generen op voorwaarde dat deze inkomsten uitsluitend dienen ter vergoeding van de kosten van de digitalisering en beschikbaarstelling van de in het eerste lid bedoelde werken.
Toelichting Voor de toelichting op punt b wordt verwezen naar de passage aan het begin van paragraaf 2.3 in de nota naar aanleiding van het verslag. Met deze wijziging wordt verduidelijkt dat - zoals de leden van VVD-, PvdA- en de CDA fractie terecht opmerkten - eventueel gegenereerde inkomsten uitsluitend mogen worden gebruikt ter dekking van de kosten van digitalisering en beschikbaarstelling van de in het eerste lid bedoelde verweesde werken.
paragraaf 2.3.
De leden van de PvdA fractie en de CDA fractie hebben de regering daarnaast gevraagd aan te geven hoe wordt gecontroleerd en gerapporteerd dat de inkomsten die instellingen met de beschikbaarstelling van verweesde werken genereren uitsluitend worden gebruikt ter financiering van de kosten van digitalisering. Als de kosten voor digitalisering hoger uitvallen dan verwacht, hoe worden dan andere kosten gedekt, zoals de uit te keren vergoeding aan rechthebbenden die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om de status van verweesd werk te beëindigen?
Het is aan de instellingen om ervoor zorg te dragen dat de vergoeding die verschuldigd is aan een rechthebbende die zich naderhand meldt, wordt betaald. Door te bepalen dat de inkomsten die eventueel worden gegenereerd door de terbeschikkingstelling ook gebruikt kunnen worden voor betaling van deze vergoeding, is voorstelbaar dat erfgoedinstellingen al dan niet gezamenlijk een fonds hiervoor in het leven zullen roepen. Hier ligt geen rol voor de wetgever. Dit kan aan de betrokken erfgoedorganisaties worden overgelaten. (...)
Commerciële exploitatie van verweesde werken is niet toegestaan ingevolge de richtlijn. Door desalniettemin toe te staan dat erfgoedorganisaties inkomsten mogen genereren met de beschikbaarstelling, wordt het mogelijk gemaakt voor erfgoedinstellingen om bijvoorbeeld toegang tot de digitale collectie afhankelijk te stellen van een (extra) bijdrage. Indien een erfgoedorganisatie hiertoe overgaat, dan dient te worden voorzien in een dusdanige financiële rapportage dat is te achterhalen wat het totale bedrag aan inkomsten is geweest en wat het totale bedrag aan investeringen ten behoeve van digitalisering en beschikbaarstelling van verweesde werken is geweest.
Door de bronnenlijst op te nemen in een AMvB is de lijst eenvoudiger aan te passen indien zich nieuwe mogelijkheden voordoen een rechthebbende te achterhalen. In de richtlijn is gekozen voor uitwerking op nationaal niveau zodat een erfgoedorganisatie de bronnenlijst van de desbetreffende lidstaat kan raadplegen om te weten welke voor de lidstaat betreffende nationale organisaties moeten worden benaderd. De lidstaten dienen de Commissie op grond van artikel 9 lid 2 te informeren over de belangrijkste bepalingen van intern recht. Hieronder valt in ieder geval de bronnenlijst. De Commissie is voornemens de bronnenlijsten van de lidstaten op een centrale plek toegankelijk te maken voor het bredere publiek. De leden van de D66 fractie constateren dat de regering op grond van artikel 6, tweede lid van de Richtlijn heeft bepaald dat instellingen inkomsten mogen genereren met de beschikbaarstelling van verweesde werken. Graag ontvangen zij een toelichting van de regering op de voorwaarden die worden gesteld aan deze te genereren inkomsten: wanneer en in welke gevallen mag er wel of niet een vergoeding worden gevraagd; hoe vaak mag dit en wat is de maximale hoogte van deze vergoeding? Ook vragen zij de regering toe te lichten wat wordt verstaan onder het uitgangspunt «dat de inkomsten uitsluitend mogen worden gebruikt ter financiering van de kosten van de digitalisering. Aan welke kosten denkt zij dan, en op welke manier wil de regering hierop toezien en dit handhaven?
De richtlijn stelt geen nadere eisen aan het genereren van inkomsten bij het door de richtlijn toegestane gebruik van de werken. Het is derhalve aan de erfgoedorganisaties om hier nader vorm aan te geven. Nu gebruik onder de richtlijn altijd dient plaats te vinden met het oog op het algemene belang, legt dit wel beperkingen op aan de hoogte van de vergoeding. Bij digitaliseringskosten kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het inscannen van werken