Gepubliceerd op woensdag 12 augustus 2015
IEF 15175
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Powned mocht beelden Onno Hoes niet uitzenden

Rechtbank Amsterdam 12 augustus 2015, IEF 15175; ECLI:NL:RBAMS:2015:5070 (Onno Hoes tegen PowNed en Robbie H)
Uitspraak ingezonden door Quirijn Meijnen, LMO advocaten. Persbericht. Mediarecht. De uitzending van met een verborgen camera van eiser gemaakte beelden door Powned is onrechtmatig ten opzichte van Maastrichtse burgermeester Onno Hoes. Onthullingen over het privéleven van Onno Hoes hebben in 2013 geleid tot een publiek debat, zodat het privéleven ook in die zin relevant is geworden voor de Maastrichtse politiek. Dit betekent nog niet dat Onno Hoes zich hiermee vogelvrij heeft verklaard en bij elke privé-afspraak bedacht moet zijn op heimelijk maken van film- en geluidopnamen. Er is geen sprake was van een ernstige misstand die alleen kon worden blootgelegd met behulp van een verborgen camera. De inbreuk op het privéleven van Hoes was niet gerechtvaardigd.

Powned moet ervoor zorgen dat de onrechtmatige fragmenten niet meer via zoekmachines op internet te vinden zijn. Omdat de beelden deels gemanipuleerd zijn uitgezonden, moet Powned de originele beeld- en geluidsopnamen in kopie ex 843a Rv aan Hoes verstrekken, zodat Hoes dit verder kan onderzoeken.

4.5.
Om te beoordelen of deze vorderingen jegens Powned voor toewijzing in aanmerking komen, dient allereerst te worden vastgesteld of - naar het voorlopig oordeel van de rechtbank - de uitzending van 3 december 2014 onrechtmatig is jegens [eiser] . Daarbij gelden de volgende uitgangspunten. De vorderingen van [eiser] zouden - indien toegewezen - neerkomen op een beperking van het recht van Powned op vrije meningsuiting, dat is vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Zo'n beperking is alleen toegestaan als deze is voorzien bij de wet en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van bijvoorbeeld de goede naam of rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Er is sprake van een beperking die bij de wet is voorzien als de uitingen van Powned onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer waaronder het recht op bescherming van eer of goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, wordt gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Daarbij komt aan de positie van de pers bijzondere betekenis toe gelet op enerzijds de taak van de pers om informatie en ideeën van publiek belang te verspreiden en om zijn vitale rol van publieke waakhond te spelen, en anderzijds gelet op het recht van het publiek om informatie en ideeën te ontvangen. Tevens speelt bij deze belangenafweging een rol dat, gelet op artikel 8 EVRM, een ieder het recht heeft op respect voor zijn privéleven, maar dat [eiser] , als burgemeester van Maastricht, een publiek figuur is die zich meer heeft te laten welgevallen dan een niet publiek figuur. In beginsel valt de reputatie van een persoon pas onder artikel 8 EVRM als er sprake is van een inbreuk die zo ernstig is dat daardoor een belemmering ontstaat van het genot op het recht op respect voor het privéleven, waarbij tevens in ogenschouw dient te worden genomen of de schending van het privéleven een voorzienbare consequentie is van de eigen acties van de betrokkene (zie ook EHRM 7 februari 2012, LJN BW0603, Axel Springer). Tenslotte dient in dit geval het middel voor de openbaarmaking en de wijze waarop dit is geschied (de verborgen camera) in de afweging te worden meegenomen. Ook volgens de eigen normen van de journalistieke beroepsgroep worden in beginsel de eisen van hetgeen maatschappelijk aanvaardbaar is overschreden door het maken en openbaren van opnamen die zijn gemaakt met verborgen apparatuur en zonder toestemming of medeweten van de betrokkene. Een afwijking van die norm kan slechts toelaatbaar zijn wanneer zwaarwichtige redenen van algemeen belang dit rechtvaardigen. Daarvan is in het algemeen slechts sprake indien de journalist geen andere middelen ten dienste staan om het publiek voor te lichten over ernstige misstanden of ernstige rechtsschendingen, dan wel om andere informatie te verstrekken die wezenlijk is voor de publieke meningsvorming over zaken die het algemeen belang direct raken.

4.6. De rechtbank stelt vast dat [eiser] als burgemeester van Maastricht zijn privéleven tot op zekere hoogte onderwerp van publieke debat heeft gemaakt door de verklaring van 19 december 2013 (zie 2.9) waarin hij publiekelijk spijt heeft betuigd voor zijn handelen in de daaraan voorafgaande periode waaronder in het bijzonder zijn activiteiten op een datingsite. Daarnaast moet Powned worden toegegeven dat een burgemeester een voorbeeldfunctie dient. Niet voor niets staat in artikel 37 van het Rechtspositiebesluit: “De burgemeester onthoudt zich van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt schaden of kunnen schaden”. Ook hebben de onthullingen over het privéleven van [eiser] , zoals Powned terecht stelt, in 2013 geleid tot een publiek debat waarbij de gemoederen hoog zijn opgelopen, zodat het privéleven van [eiser] ook in die zin relevant is geworden voor de politiek binnen zijn gemeente Maastricht. Dit betekent echter - in tegenstelling tot hetgeen door Powned is betoogd - nog niet dat [eiser] zich hiermee vogelvrij heeft verklaard en bij elke privé afspraak bedacht zou moeten zijn op het heimelijk maken van film- en geluidopnamen van die afspraak, ook niet indien het een afspraak betreft met iemand die hij heeft leren kennen via internet of de sociale media. De vraag die dan ook rijst, is of de omstandigheid dat [eiser] op deze manier contact heeft gelegd met een jongeman betekent dat sprake is van een zodanige misstand dat dit de inbreuk op zijn privéleven - waarbij een privégesprek wordt gefilmd met een verborgen camera en geluidsopnamen van een privégesprek worden gemaakt - rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is waarbij de volgende omstandigheden zijn gewogen.

De rechtbank
in het incident
5.1. beveelt Powned om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis te (doen) bewerkstelligen dat de fragmenten, zoals in de dagvaarding omschreven (dus inclusief beelden waarbij correspondentie tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] wordt getoond), worden verwijderd en verwijderd worden gehouden uit de zoekresultaten van Google en Yahoo, waarbij Powned dit dient te bewerkstelligen door het aanschrijven van de exploitanten van deze zoekmachines, met een direct afschrift van deze brieven aan de raadsman van eiser, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,= per dag of gedeelte daarvan indien Powned hiermee in gebreke blijft, met een maximum aan verbeurde dwangsommen van € 50.000,=;

5.2. beveelt Powned om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis een kopie te vertrekken van alle audio en audiovisuele opnamen die zijn gemaakt op welke wijze dan ook van de tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] gevoerde gesprekken en deze af te geven aan de raadsman van [eiser] , zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,= per dag of gedeelte daarvan indien Powned geheel of ten dele in gebrek blijft om aan deze veroordeling te voldoen met een maximum aan verbeurde dwangsommen van € 100.000,=;