Gepubliceerd op maandag 11 maart 2024
IEF 21933
Hoge Raad ||
8 mrt 2024
Hoge Raad 8 mrt 2024, IEF 21933; ECLI:NL:HR:2024:341 (Novartis tegen Mylan c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hr-niet-aan-voorwaarden-voorwaardelijke-proceskosten-voldaan

HR: niet aan voorwaarden voorwaardelijke proceskosten voldaan

Hoge Raad 8 maart 2024, IEF 21933; ECLI:NL:HR:2024:341 (Novartis tegen Mylan c.s.). Novartis is in cassatie gegaan tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (hierna: hof), dat had geoordeeld dat Mylan c.s. niet onrechtmatig hadden gehandeld door generieke geneesmiddelen op de markt te brengen [zie IEF 20873]. De klachten over het arrest van het hof kunnen echter niet leiden tot vernietiging van het arrest, aldus de Hoge Raad. De Raad motiveert zijn oordeel niet, omdat de gestelde vragen niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (artikel 81 lid 1 RO). Mylan c.s. vorderen op grond van artikel 1019h Rv € 45.790,50 aan proceskosten (75% toe te schrijven aan het principale beroep en 25% aan het voorwaardelijke incidentele beroep). Novartis maakt daartegen bezwaar, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, en het incidentele beroep op die grond dus niet is behandeld. Mylan c.s. betwist dit door na de conclusie van de Advocaat-Generaal omstandigheden aan te voeren. Omdat Novartis hier echter niet meer op kon reageren, neemt de Hoge Raad dit niet in aanmerking. De Hoge Raad veroordeelt Novartis in de kosten en neemt slechts 75% van de gevorderde proceskosten, zijnde € 34.342,86, in aanmerking.

2.3. Novartis wordt in het ongelijk gesteld in het principale beroep. Zij dient daarom te worden veroordeeld in de proceskosten van dit beroep. Mylan c.s. hebben een kostenveroordeling op de voet van art. 1019h Rv gevorderd en hun kosten begroot op € 45.790,50. Daarvan is volgens Mylan c.s. 75% toe te schrijven aan het principale beroep en 25% aan het voorwaardelijke incidentele beroep. Mylan c.s. maken mede aanspraak op vergoeding van de kosten die zijn toe te rekenen aan het voorwaardelijke incidentele beroep. Novartis maakt daartegen bezwaar op de grond dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, en het incidentele beroep op die grond dus niet is behandeld. De daarmee gemoeide kosten dienen daarom volgens Novartis niet vergoed te worden.

2.4. Mylan c.s. hebben geen omstandigheden aangevoerd die aanleiding kunnen zijn om af te wijken van het uitgangspunt dat de kosten van het voorwaardelijke incidentele beroep niet voor vergoeding in aanmerking komen als niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder dat beroep is ingesteld.1 De omstandigheden die Mylan c.s. hebben aangevoerd in hun reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal neemt de Hoge Raad niet in aanmerking. Na de conclusie van de Advocaat-Generaal is geen plaats meer voor debat tussen partijen. Novartis kon dus op die naar voren gebrachte omstandigheden niet meer reageren. De Hoge Raad zal daarom bij de bepaling van de proceskosten 75% van de kosten waarvan Mylan c.s. vergoeding hebben gevorderd, zijnde € 34.342,86, in aanmerking nemen.