Gepubliceerd op maandag 9 februari 2015
IEF 14637
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geen ontbinding licentieovereenkomst alleenrecht octrooi

Vzr. Rechtbank Limburg 23 oktober 2014, IEF 14637; ECLI:NL:RBLIM:2014:9038 (eiser tegen Prostelko)
Contractenrecht. X heeft een stelkozijn ontwikkeld waarvoor een octrooi is aangevraagd. Met Prostelko is een exclusieve productielicentieovereenkomst aangegaan voor 10 jaar. In eerder kort geding heeft de voorzieningenrechter beslist dat eiser het alleenrecht van Prostelko op productie, verkoop moet respecteren en exploitatie van het product niet nadelig mag beïnvloeden. Eiser ontbindt de licentieovereenkomst nadien buitengerechtelijk vanwege onrechtmatig merkgebruik van andere producten onder de naam Prostelko, het niet nakomen van verplichtingen uit licentieovereenkomst en ontbreken van zinvolle exploitatiemogelijkheden (verkoop in 2014 is 0). De staking van executie wordt afgewezen, want de website is niet door eiser vrijgegeven. De buitengerechtelijke ontbinding is evenmin succesvol.



4.1.3.
De voorzieningenrechter heeft echter, zoals gezegd, in voornoemd vonnis ook geoordeeld dat [eiser] zich dient te onthouden van handelingen die in strijd zijn met het alleenrecht van Prostelko op productie en verkoop van het Prostelko-stelkozijn, alsmede dat hij zich dient te onthouden van activiteiten die een profijtelijke exploitatie van het product door Prostelko nadelig beïnvloeden.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het alleenrecht van Prostelko ingevolge de licentieovereenkomst ziet op het doen fabriceren en verkopen van het Prostelko-stelkozijn en juist vanwege dat alleenrecht zal reeds snel sprake zijn van zulke activiteiten. Met Prostelko is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat [eiser] activiteiten die een profijtelijke exploitatie van het product door Prostelko nadelig beïnvloeden, heeft verricht. Zo heeft [eiser] ter zitting erkend dat hij de website ‘www.prostelko.nl’ vier jaar geleden aan Prostelko heeft overgedragen, maar ook dat hij inmiddels een eigen website ‘www.prostelko.nl’ heeft (naar eigen zeggen enkel voor reclamedoeleinden). Voorts heeft [eiser] erkend dat op zijn website zijn eigen naam en adresgegevens staan vermeld, alsmede dat op zijn website wordt doorverwezen naar een website van de heer [naam voormalig mede-eigenaar Prostelko] (voormalig mede-eigenaar van Prostelko Productie B.V. en Prostelko Nederland B.V.) en niet naar de website van Prostelko.
4.1.4.
Gelet hierop is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter door [eiser] in strijd gehandeld met de veroordeling onder rechtsoverweging 6.2. van het vonnis van 11 maart 2014. Derhalve kan geen sprake zijn van een verbod om het tussen partijen gewezen vonnis met betrekking tot de verbeurte van dwangsommen ten uitvoer te leggen, een veroordeling van Prostelko tot het opheffen van de ten laste van [eiser] gelegde beslagen, alsmede een veroordeling van Prostelko tot betaling aan [eiser] van de bedragen, die zij ingevolge reeds gelegde executoriale beslagen heeft en nog zal ontvangen.


Licentieovereenkomst geëindigd door buitengerechtelijke ontbinding
4.2.1.
Volgens [eiser] levert het niet verstrekken van een nadere onderbouwing door middel van een accountantsverklaring een ernstige toerekenbare tekortkoming op. (...) Dat betekent dat [eiser] op dit punt niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de vereisten voor een geslaagd beroep op de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op de b-grond is voldaan.

4.2.2.
Verder stelt [eiser] dat Prostelko in strijd handelt met artikel 10 van de overeen-komst, hetgeen volgens hem ook een ernstige toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert.
(...)
[eiser] heeft in het kader van deze [red. kort geding]procedure onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat aan de vereisten voor een geslaagd beroep op de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op de b-grond is voldaan.

4.2.3.
Tevens heeft [eiser] de buitengerechtelijke ontbinding gegrond op het ontbreken van verdere zinvolle exploitatiemogelijkheden. Ter onderbouwing van deze stelling voert hij aan dat de situatie na het vonnis van 11 maart 2014 aanmerkelijk is veranderd, in die zin dat daadwerkelijke zinvolle exploitatiemogelijkheden gewoonweg niet meer bestaan, zodat de licentieovereenkomst volstrekt inhoudsloos is geworden.(...) Dat de verkoop van het Prostelko-stelkozijn in de afgelopen jaren is achtergebleven bij de bij aanvang van de licentieovereenkomst opgegeven prognose van 50.000 stuks, alsmede dat er op dit moment onduidelijkheid bestaat over wie - na het faillissement van Prostelko Productie B.V. - de productie voor zijn rekening zal nemen, kan in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen nog niet het standpunt rechtvaardigen dat van verdere zinvolle exploitatiemogelijkheden geen sprake meer is.
Geoordeeld wordt dat, nu [eiser] in het bestek van dit kort geding niet voldoende aanneme-lijk heeft gemaakt dat er geen verdere zinvolle exploitatiemogelijkheden van het Prostelko-stelkozijn meer bestaan, hij zich daarom ook niet met succes op de c-grond van artikel 14 kan beroepen.

4.2.4
De conclusie van dit alles is dat niet aannemelijk is geworden dat er gegronde redenen bestonden om op 17 juli 2014 over te gaan tot een buitengerechtelijke ontbinding van de licentieovereenkomst. De vorderingen van [eiser] onder punten 4. tot en met 9. komen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.