15 okt 2025
Wel aanhouding in de zaak tussen SOMI, DPS en Meta

Rb. Amsterdam 15 oktober 2025, IEF 23010; IT 4983; ECLI:NL:RBAMS:2025:7489 (SOMI, DPS tegen Meta). Stichting Onderzoek Marktinformatie (hierna: SOMI) en Data Privacy Stichting (hierna: DPS) komen op voor de belangen van Nederlandse gebruikers van Facebook. DPS komt daarnaast ook op voor de belangen van Nederlandse gebruikers van Instagram. Kernverwijt van DPS en SOMI is dat Meta in strijd met de toepasselijke regelgeving persoonsgegevens van de gebruikers van Facebook en/of Instagram verwerkt. SOMI en DPS willen dat Meta hiermee stopt en de schade aan de achterban van SOMI en DPS vergoedt. De rechter behandelt in dit vonnis haar bevoegdheid. Hoewel er in de service- en gebruikersvoorwaarden een forumkeuze is gemaakt voor Ierland, zijn SOMI en DPS hier niet aan gebonden. Zij zijn immers niet partij bij deze overeenkomsten. Zij voeren deze procedure als zelfstandige belangenbehartiger op eigen naam.
De rechtbank maakt onderscheid tussen i) de vorderingen die gebaseerd zijn op de AVG (hierna: AVG-vorderingen) en ii) de vorderingen die gebaseerd zijn op het gegevensbeschermingsrecht voorafgaand aan de inwerkingtreding van de AVG en de vorderingen die daarmee samenhangen (hierna: niet-AVG-vorderingen). De rechtbank acht zich bevoegd om van het geschil tegen alle drie de gedaagden kennis te nemen. Meta's vordering tot onbevoegdverklaring moet daarom worden afgewezen. Aangezien de rechtbank zich bevoegd acht, zou de volgende stap in deze procedure de ontvankelijkheidsfase zijn waarin de ontvankelijkheid van SOMI en DPS wordt beoordeeld. De rechtbank ziet alleen reden de hoofdzaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van door de rechtbank Rotterdam gestelde prejudiciële vragen [IT 4961]. Het antwoord op die vragen kan van belang zijn voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van SOMI en DPS. SOMI en DPS moeten hun procesfinancieringsovereenkomsten hiervoor overhandigen. Meta zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
6.52 Als het gaat om de door de rechtbank Rotterdam gestelde prejudiciële vragen aan het HvJEU is van belang dat die vragen gaan over de ontvankelijkheid van een belangenorganisatie en dan met name over de verhouding tussen de AVG en de WAMCA en over de uitleg van het in artikel 80 AVG opgenomen actiefvereiste en opdrachtbegrip. Ook in de onderhavige procedure zijn deze onderwerpen door Meta aan de orde gesteld. Ten aanzien van het opdrachtbegrip hebben SOMI en DPS weliswaar aangevoerd dat zij beschikken over een dergelijke opdracht van een deel van de achterban, maar voor een groot deel van de achterban waarvan zij stellen de belangen te behartigen is een dergelijke opdracht er niet. Voor de vraag of SOMI en DPS voor dat deel van de achterban ontvankelijk zijn is de beantwoording van de prejudiciële vragen dus nog steeds van belang. Hetzelfde geldt voor de antwoorden van het HvJEU op de overige door de rechtbank Rotterdam gestelde prejudiciële vragen. Ook die antwoorden kunnen van invloed zijn op de vraag of SOMI en DPS ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Nu de vraag of SOMI en DPS ontvankelijk zijn een procedurele stap is die voorafgaande aan de inhoudelijke behandeling dient te worden beantwoord, heeft dat tot gevolg dat de rechtbank de procedure ten aanzien van de AVG-vorderingen op dit moment niet kan voortzetten.
6.53. Onder deze omstandigheden vereist de goede procesorde dat deze procedure niet alleen met betrekking tot de AVG-vorderingen maar in zijn geheel wordt aangehouden in afwachting van de beantwoording door het HvJEU van de voorgenomen prejudiciële vragen over dit onderwerp in de Amazon-zaak.