Gepubliceerd op dinsdag 16 juli 2019
IEF 18593
Hof Den Haag ||
11 jun 2019
Hof Den Haag 11 jun 2019, IEF 18593; ECLI:NL:GHDHA:2019:1922 (Organisatoren tegen Sena), https://www.ie-forum.nl/artikelen/vaststelling-billijke-vergoeding-dance-evenementen

Vaststelling billijke vergoeding dance evenementen

Gerechtshof Den Haag 11 juni 2019, IEF18593; ECLI:NL:GHDHA:2019:1922 (Organisatoren tegen Sena) Billijke vergoeding. WNR. Sena is een stichting die de rechten en vergoeding regelt van muziekanten en producenten. Het gaat in deze uitspraak om de vaststelling van de op grond van art. 7 lid 1 WNR bedoelde billijke vergoeding door organisatoren van dance evenementen.

Grondslag billijke vergoeding
15. Partijen zijn het er over eens dat de “muziekwaarde” (de waarde van de door de Organisatoren gebruikte muziek in het handelsverkeer) de meest zuivere grondslag is voor de vaststelling daarvan. Zij twisten over de vraag hoe die waarde moet worden vastgesteld.

18. Volgens de Geschillencommissie kan de waarde van de muziek het beste worden benaderd door de recette als grondslag te nemen. De recette is immers gerelateerd aan de ticketprijs, en de ticketprijs is volgens de Geschillencommissie een indicatie van de verkoopwaarde van de muziek, zijnde de waarde van de muziek in het economisch verkeer. Het hof sluit zich hierbij aan. De ticketprijs, basis van de recette, kan – tot op zekere hoogte – worden geacht een indicatie te zijn van de waarde die aan de muziek wordt toegekend. Daarbij komt dat de recette een duidelijke grondslag is, die vrij makkelijk te controleren is. De inkomsten uit de entreegelden zullen immers worden vastgelegd in de administratie van de Organisatoren. Daarnaast wordt bij de recette als grondslag het draagkrachtbeginsel gewaarborgd, aangezien de recette overeenkomt met de inkomsten van de betreffende organisator. Het hanteren van de recette als grondslag is ten slotte in lijn met de vergoedingsgrondslag die door Buma wordt gehanteerd.

Hoogte van de vergoeding
25. Het hof acht van meer betekenis dat ten pleidooie duidelijk is geworden dat partijen in november/december 2013 op hoofdlijnen overeenstemming hebben bereikt over het ten aanzien van de periode na 1 januari 2014 te hanteren tarief. Hoewel zij niet tot definitieve overeenstemming zijn gekomen (zij werden het met name niet eens over het percentage Rome-repertoire dat als uitgangspunt moest dienen), waren zij het wel eens over het te hanteren percentage van de recette, uitgaande van 70% Rome-repertoire. Dit percentage was eveneens gebaseerd op een prijs per bezoeker van € 0,75 bij een ticketprijs van € 50,00. Kennelijk vonden partijen dat een redelijk uitgangspunt voor het voor de toekomst vast te stellen tarief. Bij gebreke van enig ander aanknopingspunt, zal het hof uitgaan van dit bedrag.

Sena-repertoire
30. Teneinde zo min mogelijk discussie over de door de Organisatoren te betalen billijke vergoeding te krijgen, is het hof – met partijen – van oordeel dat bij de vaststelling van de uitgangspunten ter bepaling daarvan, dient te worden uitgegaan van een zo realistisch mogelijk (gemiddeld) percentage Sena-repertoire. Zou immers op voorhand vast staan dat – zoals de Organisatoren stellen – bij de vaststelling van die uitgangspunten gerekend zou worden met een percentage Sena-repertoire dat gemiddeld genomen te hoog is, dan valt te voorzien dat Sena met veel verzoeken tot verlaging zal worden geconfronteerd, hetgeen beide partijen onwenselijk achten. 

31. Uit het arrest Sena/NKP (HR 28 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AK3694) volgt:
- dat de bewijslast van de stelling dat en in welk percentage een Organisator Rome-repertoire ten gehore brengt op Sena rust, en
- dat in gevallen waarbij gebruikers een aanzienlijk lager percentage vergoedingsplichtig Rome-repertoire gebruiken dan het percentage op grond waarvan het tarief voor de billijke vergoeding is vastgesteld, Sena redelijkerwijs verplicht is om een lager (hoewel niet evenredig lager) tarief in rekening te brengen.
Een Organisator die van mening is dat hij een lager percentage Rome-repertoire heeft gebruikt, dient deze stelling evenwel te onderbouwen door overlegging van door Sena controleerbare informatie met betrekking tot het muziekgebruik (Gerechtshof Den Haag 22 november 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6212 (Sena/DigiMusic)). Naar het oordeel van het hof gelden deze uitgangspunten evenzeer bij de beantwoording van de vraag welk percentage Sena-repertoire gemiddeld genomen tijdens dance evenementen wordt gebruikt.

Percentage
38. Uitgangspunt dient te zijn het aandeel dat de muziek in het evenement heeft. Kleinere evenementen hebben doorgaans, zo volgt uit de stellingen van partijen, minder niet-muziek gerelateerd entertainment. De muziekwaarde is bij kleinere evenementen dan ook relatief hoger dan bij grotere evenementen. Dat rechtvaardigt dat voor kleine evenementen geen (verdere) voorziening wordt getroffen.

Gratis evenementen
43. Voor wat betreft de gratis dance evenementen volgt het hof het oordeel van de Geschillencommissie, aangezien partijen daartegen geen bezwaar hebben gemaakt. Dit betekent dat de billijke vergoeding voor gratis dance evenementen wordt vastgesteld op
€ 0,075 per bezoeker met een minimum vergoeding van € 50,70 en een maximum vergoeding van € 2.028,09.

Slotsom
45. Op grond van het voorgaande zal het hof de door de Organisatoren op grond van artikel 7 WNR verschuldigde billijke vergoeding voor dance-evenementen per 1 januari 2014 als volgt vaststellen:
- voor alle dance evenementen met een ticketprijs tot € 85,00: 1.625 % van de recette;
- voor dance evenementen met een ticketprijs van € 85,00 en meer: 1.3 % van de recette;
- voor gratis dance evenementen: € 0,075 per bezoeker met een minimum vergoeding van
€ 50,70 en een maximum vergoeding van € 2.028,09.

47. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. Het hof zal het vonnis vernietigen en, opnieuw rechtdoende, conform het hiervoor overwogene op de gewijzigde vorderingen van Sena beslissen.