Gepubliceerd op vrijdag 2 oktober 2020
IEF 19456
Hoge Raad ||
2 okt 2020
Hoge Raad 2 okt 2020, IEF 19456; ECLI:NL:HR:2020:1548 (Lira tegen Ziggo c.s. ), https://www.ie-forum.nl/artikelen/uitspraak-hoge-raad-in-lira-tegen-ziggo

Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff, en Jeroen van Hezewijk, Freshfields.

Uitspraak Hoge Raad in Lira tegen Ziggo

HR 2 oktober 2020, IEF 19456; ECLI:NL:HR:2020:1548 (Lira tegen Ziggo) Stichting Lira is een collectieve beheersorganisatie voor auteurs van werken van tekstuele aard. Ziggo c.s. zijn distributeurs van tv-programma’s via de kabel. Deze zaak vormt het vervolg op het arrest Norma/NLKabel [IEF 13696], zie ook de conclusie van de P-G [IEF 19135]. De Hoge Raad oordeelt:
- dat overdracht bij voorbaat aan een derde (bijvoorbeeld in het aansluitcontract Lira) voorafgaand aan het moment waarop de maker met de filmproducent overeenkomt een bijdrage aan de film te  leveren, geen rechtsgevolg heeft indien de maker niet schriftelijk met de producent een afwijking van art. 45d (oud) Aw is overeengekomen;
- dat hij niet terugkomt op zijn eerdere oordeel over heruitzending in NLKabel/Norma.

3.1.6 Gelet op de hiervoor in 3.1.2 en 3.1.3 vermelde strekking van art. 45d (oud) Aw moet voorts
worden aangenomen dat een overdracht bij voorbaat aan een derde voorafgaand aan het
moment waarop de maker met de filmproducent overeenkomt een bijdrage aan de film te
leveren, geen rechtsgevolg heeft indien de maker niet schriftelijk met de producent een
afwijking van art. 45d (oud) Aw is overeengekomen. Dat geldt ook indien die derde een
collectieve beheersorganisatie is, zoals Lira. Een andere opvatting zou immers ertoe leiden dat
de maker zonder toestemming van de producent zou kunnen verhinderen dat de
exploitatierechten ter zake van zijn bijdrage aan het filmwerk bij de producent komen te
berusten, en dat de maker aldus het doel van (het op art. 14bis BC gebaseerde) art. 45d (oud)
Aw zou kunnen frustreren.

3.2.3 In het arrest Norma/NLKabel heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar de Nederlandse,
Franse, Duitse en Engelse taalversies van de SatKabRichtlijn, alsmede naar de strekking van
die richtlijn, geoordeeld dat “doorgifte via de kabel” als bedoeld in art. 1 lid 3 SatKabRichtlijn
een eerdere openbaarmakingshandeling (‘eerste uitzending’) veronderstelt.12 Mede gelet op
de na het arrest Norma/NLKabel gewezen uitspraak van het HvJEU in de zaak SBS
Belgium/Sabam13 ziet de Hoge Raad geen aanleiding om van zijn oordeel in Norma/NLKabel
terug te komen of om (alsnog) prejudiciële vragen te stellen over het begrip “doorgifte via de
kabel” als bedoeld in art. 1 lid 3 SatKabRichtlijn. De Hoge Raad vindt daartoe evenmin
aanleiding in Richtlijn 2019/789. In die richtlijn wordt een regeling gegeven voor de, in de
SatKabRichtlijn nog niet geregelde, “directe injectie” (art. 8 in verbinding met art. 2 lid 4). Deze
nieuwe regeling laat de in art. 26a Aw geïmplementeerde regeling voor “doorgifte via de kabel”
uit de SatKabRichtlijn, welke doorgifte een eerdere openbaarmakingshandeling veronderstelt,
onverlet.
Gelet op het voorgaande faalt onderdeel 2.