Gepubliceerd op donderdag 11 juni 2015
IEF 15006
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Tijd voor Auteursrecht 2.0

Door: Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur van de Ntb en VCTN en voorzitter van Platform Makers. Thema: De Auteursrechtrichtlijn reloaded. Cijfers liegen niet. De Nederlander trekt zich weinig aan van het verbod op illegaal downloaden (Elsevier). Buiten hardliners zullen weinigen anders verwacht hebben. Ook in het buitenland is gebleken dat het “normatieve effect” van een juridisch downloadverbod weinig verschil maakt, zoals het verbod op ongeautoriseerd uploaden, dat wij in Nederland altijd expliciet gehad hebben, nooit enig aantoonbaar verschil heeft gemaakt op het denken van de up- en downloadende gebruiker.

De redenen die men opgeeft zijn bekend: “gratis is gratis”, “het legale aanbod blijft achter” en “het geld komt toch (grotendeels) niet bij de makers terecht”. Los van de vraag of het redelijk is om om deze redenen eigendomsrechten te overtreden, is pijnlijk te moeten constateren dat deze beweringen helaas allen een groot waarheidsgehalte bevatten

Gratis
Gratis is gratis. “Concurreren met gratis is onmogelijk” reageert veelal de industrie. Tot op zekere hoogte is dat waar: de gelegenheid schept de dief, om maar een andere waarheid uit de kast te trekken. De bestrijding van illegaal aanbod is en blijft, ook in het geval van fundamentele hervorming van het auteursrecht, daarom vermoedelijk van belang. Daarnaast echter is met “gratis” uiteraard wel degelijk enige vorm van concurrentie mogelijk: concurrentie via door advertenties gefinancierd hoogwaardig aanbod, maar ook door hoogwaardig, goed beschikbaar betaalbaar aanbod.

De markt
Een mooie brug naar de tweede bewering: het achterblijvende legale aanbod. Er valt veel te zeggen voor de stelling dat met name de traagheid waarmee een goed toegankelijk legaal aanbod zich ontwikkeld heeft, of zelfs nog ontwikkelen moet, een essentiële rol heeft gespeeld in de mentaliteitsbepaling van de consument. “Als ik een werk niet legaal krijgen kan, dan moet ik het maar illegaal bereiken.” Legitiem of niet, er zit een logica in de gedachte: een marktvraag die niet adequaat door een industrie beantwoord wordt met aanbod, creëert een alternatieve markt, desnoods een illegale. (Dat gold evenzeer bij de drooglegging in Amerika, voor een drugsverbod, voor censuur op populaire geschriften in dictatoriale regiems, als voor ontoegankelijk auteursrechtelijk beschermd werk.)

Inmiddels bestaat er een vrijwel volledig aanbod van audiowerken online, maar de schade is reeds lang aangericht: een eenmaal gecreëerde markt en een gevormde mentaliteit bij een grote groep consumenten (“de generatie gratis” zoals Elsevier onlangs schreef) zal niet eenvoudig zijn.
Vooral omdat in andere sectoren het legale aanbod nog altijd in de kinderschoenen staat. De audiovisuele markt kent geen Spotify of iTunes waar vrijwel alle films en tv-series legaal verkrijgbaar zijn. De geschriftenmarkt (e-boeken en artikelen) al helemaal niet.

Fair share
Groot probleem bij het inmiddels (eindelijk) bestaande legale aanbod is nog altijd het hoge waarheidsgehalte van de derde bewering: “Het geld komt toch (grotendeels) niet bij de makers terecht.”

In discussies met vertegenwoordigers van de industrie wordt mij met regelmaat tegengeworpen dat “we eerst maar moeten zorgen dat er überhaupt geld verdiend wordt”, een akelig misverstand: er wordt veel geld verdiend, door zowel legale als door illegale aanbieders. Weinig komt daarvan bij de makers (auteurs en artiesten) – of trouwens bij kleinere producenten – terecht. Acteurs en muzikanten zijn onlangs de campagne www.fair-internet.eu gestart om de Europese wetgever aandacht te vragen voor dit probleem. Schrijvers en journalisten protesteren tegen de (non-)betaling voor hun werk online (zie o.m. Blendle moet freelancers nu gaan betalen en Brieven en acties tegen voorwaarden De Persgroep), de discussie over de betalingen van Spotify mogen bekend worden verondersteld (Spotify niet heilig).

Reden, al enkele jaren terug voor de Franse en Nederlandse consumenten en artiestenbonden Ntb en FNV KIEM, gesteund door o.m. NVJ, Fla, ACT, Netwerk Scenarioschrijvers en DDG, om de Europese wetgever voorstellen te doen voor drastische hervorming van het auteursrecht online: IEF 12108. Hervormingen die noodzakelijker zijn dan ooit.

“De Auteursrechtrichtlijn reloaded”

De redactie van Auteurrechtdebat vroeg mij (en anderen) een reactie te schrijven op een door een studiegroep van vijf auteurs werkzaam bij de Rijksoverheid, opgestelde analyse van knelpunten in de huidige regelgeving online (“De Auteursrechtrichtlijn reloaded”).

Zij onderscheiden vier spanningen en concluderen daarbij iets te eenvoudig dat sommige van deze spanningen (in Nederland) “geen groot issue” meer zijn. Over illegale verspreiding en gebruik concluderen zij: “dat Nederland hier met een gecontroleerd en met toezicht beheersbaar probleem te maken heeft en niet door nieuwe Europese regels gedwongen wil worden de regels op te schuiven.”

De constatering dat er in Nederland weinig tot geen (politieke) steun bestaat voor verdergaande repressieve wettelijke maatregelen is juist – en lijkt de basis voor deze bewering –; de oplossing voor het wel degelijk nog altijd grote probleem van de illegaliteit (het probleem van de illegaliteit wordt volgens onderzoek met name door de, weliswaar langzame, ontwikkeling van legaal aanbod iets kleiner, maar zeker niet verwaarloosbaar) zal op een andere wijze moeten worden aangepakt.

De constatering dat “de aanvankelijke zorg” dat door “het digitale aanbod van werken er een minder aantrekkelijk verdienmodel voor auteurs en distributeurs zou ontstaan” inmiddels “niet meer een groot issue in Nederland is” is ronduit verbazingwekkend. Met name voor auteurs en artiesten zijn de legale modellen (door enkele artiesten in mijn achterban wel een als “legale diefstal” getypeerd) op zijn minst niet evenwichtig te noemen en vormen een reële bedreiging voor hun verdiencapaciteiten.

Recent schreven onder meer Henk Westbroek (SENA Performers Magazine) en jazzmusicus Bart Wirtz (Muziekwereld) hierover, voor het overige verwijs ik naar de boven geciteerde voorbeelden.

Met alle waardering voor de inspanning van de vijf auteurs, die ik in hun overige twee conclusies overigens wel volgen kan: er is weinig reden tot optimisme.

Fundamentele hervorming van het auteurs- en naburig recht is noodzakelijker dan ooit, nu het handhavingskader onvoldoende blijkt te werken om de huidige wet- en regelgeving te ondersteunen, het legale aanbod nog altijd onvoldoende ontwikkeling kent en de huidige regelgeving grote partijen in staat stelt de verdiencapaciteiten van de auteur (voor wie het ‘auteursrecht’ toch primair (mede) bedoeld was) uit te hollen. (Bij dit laatste zal het nieuwe Auteurscontractenrecht overigens online het verschil niet maken: de online-problematiek ligt dieper en is niet anders in de landen om ons heen, die al jaren lang een Auteurscontractenrecht kennen.)

Tijd voor een grondige herziening van het Auteursrecht online kortom: tijd voor “Auteursrecht 2.0”.
De urgentie neemt slechts toe.

Erwin Angad-Gaur is secretaris/directeur van de Ntb en VCTN en voorzitter van Platform Makers