Gepubliceerd op woensdag 18 september 2013
IEF 13044
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Regisseurs vs. Kabelaars; wat nu?

E. E. de Vos, Regisseurs versus Kabelaars: wat nu?, krachtblog.
Een bijdrage ingezonden door Erik E. de Vos, Kracht advocatuur
In onze IE-Forum serie commentaren op kabeldoorgifte-uitspraak.

In mijn blogpost op 15 augustus jl., schreef ik over het kort geding dat Collectieve Beheersorganisatie VEVAM had aangespannen tegen kabelexploitanten UPC en Ziggo. Impliciet sprak ik de verwachting uit dat VEVAM dat geding zou winnen, maar expliciet rekende ik er op dat er nog wel wat rechtsgangen nodig zijn voordat deze ‘kabeloorlog’ ten einde is. Inmiddels is het kort geding dat VEVAM tegen kabelexploitanten UPC en Ziggo had aangespannen geëindigd in een summiere afwijzing van alle aanspraken van VEVAM op de kabelexploitanten (zie IEF 13006 voor samenvatting en vonnis). Hoe nu verder?

De voorzieningenrechter heeft een duidelijk vonnis gewezen. Zij stelt onomwonden dat de door het Haagse hof beoordeelde stellingen in het arrest ‘NORMA/NL Kabel’ (IEF 11171) zodanige overeenkomsten vertonen met de huidige stellingen van VEVAM, dat verwijzing naar de redenering van het hof voldoende is om de aanspraken van VEVAM op de kabelaars af te wijzen. Ook pre-judiciële vragen aan de HR waren volgens haar niet nodig. Zij negeert iedere kritiek op het Haagse arrest, ook al is die kritiek niet bepaald zonder grond.

Maar de voorzieningenrechter gaat in dit vonnis nog wat stappen verder. Ze wijst ook de aanspraken van VEVAM gebaseerd op overdracht van auteursrecht af; en ze introduceert een ongeclausuleerde ‘aanspraak’ van regisseurs voor vergoedingen voor kabeldoorgifte bij een onbekende derde partij.

De rechter stelt dat de contractuele afspraken die regisseurs met producenten maken restrictief moeten worden uitgelegd. Die restrictieve uitleg wordt gerechtvaardigd door het ‘vermoeden van overdracht’ ex art. 45d Aw. De rechter bouwt hier het ‘vermoeden van overdracht’ fluks om tot een overdracht van rechtswege. In haar reactie op dit vonnis heeft Jacqueline Seignette (IEF 13039) al terecht gesteld dat deze opvatting in strijd is met het Europees recht (specifiek: HvJ EG ‘Luksan’).

Maar de rechter voegt daar nog iets aan toe. [red. dit artikel is ingekort, lees de gehele bijdrage hier]