30 jul 2025
Uitspraak ingezonden door M.P.M. van Weezel en M.F.M. Abdul, Taylor Wessing.
Rechtbank bevestigt auteursrechtinbreuk op DCI-foto’s en wijst meeste verweren van gedaagde af
Rb. Oost-Brabant 30 juli 2025, IEF 22840; ECLI:NL:RBOBR:2025:4748 (DCI tegen gedaagde). DCI is een mediabedrijf dat nieuwsfoto’s maakt. Zij beheert een fotodatabank, die alleen maar toegankelijk is wanneer er een account wordt aangemaakt en er een licentievergoeding wordt betaald. Gedaagde exploiteert een website met onder andere wedstrijduitslagen, nieuwsflitsen en andere berichten omtrent het amateurvoetbal. DCI heeft geconstateerd dat gedaagde op deze site 21 foto’s van DCI heeft geplaatst. DCI vordert in deze procedure dat gedaagde de schade als gevolg van de auteursrechtinbreuk vergoedt. De vordering wordt gebaseerd op artikelen 12, 13 en 25 lid 1 sub a Aw. gedaagde voert zeven verweren. Zij stelt onder andere dat de foto’s niet auteursrechtelijk beschermd zijn (I), DCI niet aantoont auteursrechthebbende te zijn (II), DCI misbruik maakt van haar auteursrecht (III), de pers-exceptie van toepassing is (IV), er geen daadwerkelijke schade is (V), een verhoging van de licentievergoeding onredelijk is (VI) en tot slot dat art. 1019h Rv niet van toepassing is (VII). De rechtbank stelt allereerst vast dat alle 21 foto’s auteursrechtelijk beschermd zijn en dus faalt verweer I. Vervolgens is aan de orde of DCI de auteursrechthebbende is. Met uitzondering van foto 8 heeft DCI dit voldoende onderbouwd. Van foto 8 is niet met zekerheid te stellen dat DCI hier auteursrechthebbende van is. Het verweer van II slaagt dus alleen voor foto 8, waardoor de vordering die op deze foto ziet wordt afgewezen.
Op de rest van de foto’s is inbreuk gemaakt op het auteursrecht van DCI. De schade blijft beperkt tot de periode vanaf mei 2021 tot en met maart 2024, aangezien voor deze periode de vader van de eigenaar van gedaagde verantwoordelijk was voor het plaatsen van de foto’s op de website. Hierna passeert de rechtbank verweer III. Er is geen aanleiding om misbruik aan te nemen. Hetzelfde geldt voor pers-exceptie, nu deze geen betrekking heeft op foto’s. Dat DCI geen schade zou hebben geleden is ook niet volgbaar. DCI heeft licentievergoedingen misgelopen. De rechtbank past wel de periode aan van de misgelopen vergoedingen, en laat foto 8 buiten beschouwing. DCI vordert ook nog schade wegens schending van haar persoonlijkheidsrechten, door het niet vermelden van haar naam. Zij hanteert daarbij een verhoging van 25% over de licentievergoeding. De rechtbank overweegt dat dit onterecht is met betrekking tot 9 van de foto’s. Bij deze foto’s stond namelijk wel een naamsvermelding. Ook een foto van een krantenbericht met daarin een foto van DCI is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding van persoonlijkheidsrechten. Gedaagde verdedigt zich voor de rest van de foto’s door te zeggen dat de copyrightvermelding onder hun artikelen alleen geldt voor de tekst, niet voor de foto's. Volgens gedaagde betekent dit dat ze geen persoonlijkheidsrechten van de fotograaf hebben geschonden. De rechter is het daar niet mee eens: het gaat er namelijk om dat de naam van de fotograaf niet is genoemd bij de foto's, en dat is wél een schending van persoonlijkheidsrechten. Dit verweer van gedaagde wordt daarom afgewezen. Gedaagde wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 18.638,75.
4.12. [handelsnaam gedaagde] wijst er in haar verweer in dit kader verder nog op dat DCI stelt dat de inbreuk er met name uit bestaat, dat [handelsnaam gedaagde] onder de artikelen op haar website de tekst plaatst dat op het betreffende artikel copyright rust (van [handelsnaam gedaagde] ). Daarbij stelt [handelsnaam gedaagde] dat de vermelding van copyright enkel ziet op de tekst van het betreffende artikel, zodat het niet raakt aan auteursrechten op de foto’s bij die artikelen. Er is daarom volgens [handelsnaam gedaagde] geen legitimatie voor toekenning van een schadevergoeding voor het schenden van persoonlijkheidsrechten.
Naar het oordeel van de rechtbank is het argument van [handelsnaam gedaagde] dat de copyright-melding alleen ziet op de tekst en niet op de foto’s niet relevant. Het gaat bij het beroep van DCI op schending van haar persoonlijkheidsrechten immers om het niet vermelden van de naam van de maker/rechthebbende van de foto’s.
Het verweer van [handelsnaam gedaagde] onder VI kan dus niet slagen.