Gepubliceerd op donderdag 26 juli 2018
IEF 17869
HvJ EU ||
24 jul 2018
HvJ EU 24 jul 2018, IEF 17869; C-371/18 (Sky e.a.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vragen-over-merkaanvragen-met-gebruik-van-algemene-aanduidingen-van-diensten-d

Prejudicieel gestelde vragen over merkaanvragen met gebruik van algemene aanduidingen van diensten die Sky aanbiedt

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 27 april 2018, IEF 17869; IEFbe 2674; C-371/18 (Sky e.a.) Merkenrecht. Via Minbuza: Sky is ingeschreven merkhouder van enkele Uniemerken met betrekking tot o.a. televisie-uitzendingen, telefonie en breedbandverbindingen. Sky betoogt dat SkyKick inbreuk heeft gemaakt door gebruikmaking van het teken 'SkyKick'. SkyKick heeft aangevoerd dat de ingeroepen merken geheel of gedeeltelijk nietig zijn omdat onvoldoende duidelijk en nauwkeurig is aangegeven op welke waren en diensten betrekking hebben en de ingeroepen merken te kwader trouw zijn aangevraagd. Indien de door Sky ingeroepen merken geldig zijn ingeschreven met betrekking tot de waren en diensten waarvoor zij zijn aangevraagd, is de verwijzende rechter van oordeel dat SkyKick inbreuk op die merken heeft gepleegd. De verwijzende rechter concludeert dat het Hof om richtsnoeren moet worden gevraagd over de uitlegging van geldige inschrijvingen van het merkenrecht.

Prejudiciële vragen:

1. Kan een Uniemerk of een nationaal merk dat in een lidstaat is ingeschreven, geheel of gedeeltelijk nietig worden verklaard op grond dat enkele of alle bewoordingen in de specificatie van waren en diensten niet voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn opdat de bevoegde autoriteiten en derden louter en alleen op basis van die bewoordingen kunnen vaststellen wat de omvang is van de door het merk geboden bescherming?
2. In geval van een bevestigend antwoord op de eerste vraag: is een term zoals „software” te algemeen en omvat deze waren die te sterk uiteenlopen om verenigbaar te zijn met de herkomstaanduidende functie van het merk, zodat deze term niet voldoende duidelijk en nauwkeurig is opdat de bevoegde autoriteiten en derden louter en alleen op basis van die term kunnen vaststellen wat de omvang is van de door het merk geboden bescherming?
3. Kan een eenvoudige aanvraag om inschrijving van een merk, zonder voornemen dit merk te gebruiken voor de gespecificeerde waren of diensten, een aanvraag te kwader trouw vormen?
4. In geval van een bevestigend antwoord op de derde vraag: kan worden geconcludeerd dat de aanvrager de aanvraag deels te goeder trouw en deels te kwader trouw heeft ingediend, indien en voor zover de aanvrager het voornemen had het merk te gebruiken voor enkele van de gespecificeerde waren of diensten, maar niet het voornemen had het merk te gebruiken voor de overige gespecificeerde waren of diensten?
5. Is artikel 32, lid 3, van de UK Trade Marks Act 1994 verenigbaar met richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad en haar voorgangers?