Gepubliceerd op vrijdag 26 november 2010
IEF 9244
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Op een wijze die is toe te rekenen

digitenneVzr. Rechtbank Amsterdam, 25 november 2010, KG ZA 10-1691 WT/PV, Cedar, Agicoa, Lira, Pictoright, Sekam & Vevam tegen Digitenne & KPN (met dank aan Tobias Cohen Jehoram & Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Openbaarmaking. Doorgifte. Geschil over nieuwe licentieovereenkomst tussen eisers, diverse rechthebbenden vertegenwoordigende organisaties, en Digitenne. Is, na de omschakeling van analoge publieke televisiezenders naar digitale publieke televisiezenders in de nacht van 10 op 11 december 2006, de doorgifte van de televisiezenders Nederland 1,2 en 3 aan de abonnees van Digitenne nog steeds aan te merken als een afzonderlijke openbaarmaking door een andere organisme dan de oorspronkelijke, of moet die doorgifte sindsdien worden aangemerkt als een gelijktijdige uitzending door hetzelfde organisme dat dat programma oorspronkelijk uitzendt, als bedoeld in artikel 12, zesde lid, van de Auteurswet? Kort gezegd: moet Digitenne nog aan eisers betalen voor Nederland 1, 2 en 3? De voorzieningenrechter oordeelt dat dat inderdaad moet : “Van belang is voorshands of er een doorgifte plaatsvindt op een wijze die aan Digitenne is toe te rekenen, in die zin dat zij toegang tot dat signaal aan haar abonnees verschaft.”

5.11. Uit voormelde arresten [HR kabelarresten en HvJ Hoteles- IEF] volgt voorshands dat de omstandigheid dat de zenders Nederland 1,2 en 3 in beginsel voor een ieder in Nederland die een individuele digitale ontvanger heeft vrij te ontvangen zijn, alsmede de daarbij gebruikte techniek, niet van doorslaggevend belang zijn voor de vraag of de doorgifte door Digitenne van dat signaal is aan te merken als een zelfstandige openbaarmaking. Van belang is voorshands of er een doorgifte plaatsvindt op een wijze die aan Digitenne is toe te rekenen, in die zin dat zij toegang tot dat signaal aan haar abonnees verschaft.
In dat kader wordt allereerst overwogen dat uit de overgelegde stukken blijkt dat Digitenne op haar website abonnees werft met de mededeling dat met een abonnement op Digitenne 23 zenders, waaronder Nederland 1,2 en 3 kunnen worden ontvangen. De zenders Nederland 1, 2 en 3 maken dus deel uit van het door Digitenne aangeboden pakket van televisiezenders. Digitenne maakt in die zin dus een keuze welke televisiezenders met haar ontvanger kunnen worden bekeken, hetgeen ook aansluit bij de stelling van Digitenne c.s. dat de beperkte digitale transportcapaciteit het voor haar niet mogelijk maakt om meer zenders door te geven.

Uit de stukken blijkt voorts niet dat de omschakeling in de nacht van 10 op 11 december 2006 tot gevolg heeft gehad dat Digitenne de zenders Nederland 1, 2 en 3 daarna heeft vervangen door andere zenders, hetgeen in de rede had gelegen nu Digitenne c.s. stelt dat sinds de omschakeling de NOS als enige de uitzending van Nederland 1, 2 en 3 verzorgt. Ook dit sterkt de voorzieningenrechter in het voorlopige oordeel dat de zenders Nederland 1,2 en 3 tot het door Digitenne aangeboden en geselecteerde zenderpakket moeten worden gerekend. Dat, Digitenne sinds begin oktober 2010 op haar website meldt dat de zenders Nederland 1, 2 en 3 ook zonder smartcard zijn te ontvangen maakt dat niet anders, nu dit niet betekent dat de abonnees van Digitenne deze zenders niet via het pakket van Digitenne zijn blijven ontvangen. Nog daargelaten dat, zoals ter terechtzitting namens Cedar c.s. is aangevoerd, lang niet alle televisietoestellen zijn voorzien van een ingebouwde digitale dvb-t ontvanger.
Ten slotte is nog van belang dat Digitenne c.s. tegenover de ontkenning van Cedar c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat de NOS sinds de omschakeling aan Cedar c.s. een vergoedig betaalt voor de doorgifte van Nederland 1, 2 en 3 aan abonnees op het Digitenne pakket.

5.12. Voorshands leidt dit alles tot het oordeel dat het verweer van Digitenne c.s. dat zij niet tot betaling voor doorgifte van de netten Nederland 1, 2 en 3 is gehouden onvoldoende kansrijk voorkomt. Daarmee is aan de vereiste mate van hoge aannemelijkheid van bestaan m omvang van de geldvordering, althans over 2008 en de in dat verband gevorderde rente, voldaan. Bij deze betalingsveroordeling hebben de materiële procespartijen, Agicoa, Lira, Pictoright, Sekam en Vevam, bovendien voldoende spoedeisend belang. Deze partijen behartigen immers de belangen van rechthebbenden die, naar enerzijds is gesteld en anderzijds onvoldoende is betwist, voor hun levensonderhoud en voor de voortzetting van hun productieactiviteiten afhankelijk zijn van de opbrengst uit exploitatie van hun werken. Gelet op de door Digitenne c.s. zelf genoemde bedragen die jaarlijks bij de verschillende rechtenorganisaties omgaan, vormt het restitutierisico tenslotte geen reëel gevaar. (…)

Lees het vonnis hier.