3 jun 2025
Uitspraak ingezonden door Anne Bekema en Julie Visser, AC&R.
Ook in hoger beroep blijkt VAAAM niet te bevoegd om de auteursrechten van fotografen te handhaven

Hof Amsterdam 3 juni 2025, IEF 22737; C/13/721000 (Vaaam tegen EEN Media c.s.). VAAAM vertegenwoordigt fotografen Tippetts, Blaublut, Instar en Avalon in het handhaven van hun auteursrechten, al dan niet als licentiehouder. De zaak gaat om plaatsen van foto’s op verschillende websites zonder toestemming door EEN Media c.s. In eerste aanleg heeft VAAAM onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij de rechthebbende is van de foto's van Blaublut, Instar en Avalon [zie IEF 21346]. Ten aanzien van Tippetts heeft een van de vennootschappen van EEN Media c.s. geen bewijs geleverd dat zij toestemming hadden voor gebruik van de foto, waardoor deze vordering tot schadevergoeding werd toegewezen. In hoger beroep komt VAAAM op tegen de afwijzing van de rest van de vorderingen. Het hof komt, net als de rechtbank, tot het oordeel dat VAAAM alleen voor de foto’s van de rechtstreeks bij haar aangesloten fotograaf Tippetts heeft aangetoond dat zij bevoegd is een gebod tot staking van inbreukmakend gebruik daarvan en/of schadevergoeding te vorderen. In het geval van Instar en Avalon heeft VAAAM nagelaten de procedure daadwerkelijk in naam van de client aanhangig te maken. Bij Blaublut heeft VAAAM niet nader toegelicht hoe het recht dat van toepassing is op de overeenkomst de kwestie regelt. Het Zwitserse recht laat deze constructie namelijk niet toe. Door VAAAM is, aldus het hof, onvoldoende onderbouwd gesteld dat zij de vorderingen tot handhaving heeft ingesteld namens de auteursrechthebbenden. Hierin is zij dus niet-ontvankelijk.
5.9. Op de volmachten van Instar en Avalon kan Vaaam zich in het kader van deze procedure niet beroepen, reeds omdat zij heeft nagelaten om de procedure daadwerkelijk in naam van the dien! aanhangig te maken; daarbij is nog daargelaten welke betekenis daaraan wat betreft Avalon en Instar toekomt, nu the dient in het verbaiid van die overeenkomsten niet de auteursrechthebbende is maar het foto-agentschap. Vaaam heeft immers zelf gesteld dat de agentschappen van de auteursrechthebbende fotografen slechts exploitatierechten hebben verkregen. Ook heeft Vaaam er niet voor gezorgd dat de auteursrechthebbenden alsnog aan de procedure zijn gaan deelnemen door middel van tussenkomst of voeging aan de zijde van Vaaam.
5.10. Bij Blaublut ligt dat mogelijk anders, maar Vaaam heeft, naar Yourscene terecht aanvoert, niet nader toegelicht hoe het op de overeenkomst tussen haar en Blaublut toepasselijke recht deze kwestie regelt: het Zwitserse recht laat volgens Yourscene in elk geval niet toe dat Vaaani handhavingsacties instelt zonder zelf rechthebbende te zijn. Het lag op de weg van Vaaam om te stellen en te onderbouwen dat en waarom zij deze vorderingen kan instellen; zij kon niet volstaan met het overleggen van documenten van Blaublut die voorts op plinten niet zijn te rijmen met de eerder overgelegde documenten. Daarbij is van belang dat zij op de hoogte was van het (onderbouwde) verweer van Yourscene op dit punt. nu dat ertoe geleid heeft dat het grootste deel van haar vorderingen door de rechtbank is afgewezen. Door Vaaam is dus onvoldoende onderbouwd gesteld dat zij de onderhavige vordering tot handhaving heeft ingesteld namens de auteursrechthebbenden (HR 2 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0919). zodat zij in deze vordering niet-ontvankelijk is. Aan bewijslevering komt het hof dus niet toe.
5.11. Alleen voor Tippetts is, gelet op de onder 3.14 en 3.15 geciteerde documenten. voldoende aangetoond dat Vaaam over een volmacht beschikt om op eigen naam deze procedure te voeren. Dat, zoals Yourscene aanvoert, eerdere door Tippetts ondertekende verklaringen onduidelijk, tegenstrijdig en mogelijk onjuist zijn doet daaraan niet af. Uit de onder 3.14 geciteerde verklaring blijkt de bedoeling van Tippetts voldoende duidelijk en in de onder 3.15 geciteerde verklaring licht hij toe hoede situatie zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld.
5.12. Dat betekent dat Vaaam slechts ontvangen kan worden in haar vorderingen voor zover die zien op de foto’s van Tippetts. Daarmee verliest grief 2 in incidenteel appel belang; voor zover Yourscene stelt dat ook in verband met deze foto’s art. 21 Rv is geschonden faalt deze stelling, nu van onjuist voorlichten van de rechter niet is gebleken.
5.17. Beide partijen achten de berekening van de schadevergoeding door de rechtbank onjuist. Vaaam meent dat die te laag is en niet overeenkomt met de door de rechtbank zelf genoemde methodiek, Yourscene vindt die te hoog. Yourscene heeft gesteld dat zij voor dergelijke foto’s bedragen van € 3-6 per stuk (eenmalig) zou betalen. Deze bedragen zijn volgens haar marktconform. De door Vaaam genoemde gebruikelijke tarieven van Stichting BeeldAnoniem uit 2021 zijn bedoeld voor een ander soort gevallen; in dit geval zou Vaaam juist nauwkeurig moeten kunnen aangeven, per foto, wat de destijds reëel in rekening te brengen licentievergoeding was. Dat heeft zij nagelaten. Verder is er, gelet op de Handhavingsrichtlijn, geen ruimte voor een punitieve verhoging met 25%. Van aanvullende schade is geen sprake. mede in aanmerking nemende dat het niet gaat om exclusieve foto’s; ze staan ook op shutterstock.
5.18. Het hof acht, gelet op dit niet weersproken verweer, aansluiting bij de tarieven van BeeldAnoniem in dit geval niet op haar plaats. Het gaat hier om commercieel geëxploiteerde foto’s, waarvoor een concrete vergoeding vastgesteld zou moeten kunnen worden. Nu Vaaam daarover geen standpunt heeft ingenomen zal het hof aansluiting zoeken bij de door Yourscene genoemde eenmalige licenties en de daarvoor blijkens de door Yourscene overgelegde facturen in andere gevallen betaalde bedragen (die wisselen, wel vaak hoger zijn dan € 6 maar aanmerkelijk lager dan de tarieven van BeeldAnoniem), en de vergoeding schattenderwijs stellen op 7x € 50, derhalve € 350. Nu de inbreuk is gemaakt op het moment van publicatie door Yourscene is er, anders dan Yourscene betoogt, geen reden om de wettelijke rente op een ander dan dat moment te laten ingaan. Dat die datum de door de rechtbank aangehouden datum van 3 december 2012 was is niet betwist.
5.20. Vaaam is in principaal appel in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in het geding in beide instanties. De kosten voor salaris van de advocaat in de zin van art. 1019h Rv zullen worden begroot op basis van het indicatietarief van een normale bodemzaak, derhalve € 20.000. Dat tot tenminste dat bedrag kosten zijn gemaakt is voldoende gebleken. In incidenteel appel zijn partijen over en weer in het ongelijk gesteld. zodat de kosten gecompenseerd zullen worden.