Gepubliceerd op maandag 11 november 2013
IEF 13222
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Onduidelijkheid over beschikkingsbevoegdheid bij verkoop domeinnamen

Rechtbank Overijssel 29 oktober 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2463 (Nederlandse Saunavereniging tegen Dutch Welness)
Domeinnaam. Goede trouw. Derdenbescherming 3:36, 86 en 88 BW. A, destijds bestuurder van NSV, heeft de domeinnamen sauna.nl en thermen.nl geregistreerd. Als houder stond vermeld "Vakorg. Sauna Bedrijven Nederland Nieuwe Deventerweg 46 8014AH Zwolle". De Vakorg. Sauna Bedrijven Nederland bestaat niet en op het genoemde adres is NSV gevestigd (geweest). NSV heeft de facturen betaald en de domeinnamen gebruikt. Er is in 2009 een wijziging van registratie van de domeinnamen geweest en A heeft daarna de domeinnamen verkocht aan Dutch Wellness.

Het NSV vordert de overdracht van de domeinnamen terug aan NSV. De vraag is of Dutch Wellness rechthebbende is geworden van de domeinnamen. De NSV stelt dat A niet beschikkingsbevoegd was de domeinnamen te verkopen, nu NSV houder was. Dutch Wellness stelt dat bij de wijziging van registratie A houder was geworden en dus beschikkingsbevoegd. De rechtbank geeft NSV de bewijsopdracht dat de domeinnamen ten tijde van de koopovereenkomst aan haar toebehoorden.

Bewijst NSV dat zij ten tijde van de koopovereenkomst rechthebbende was, dan doet Dutch Wellness een beroep op de goede trouw. Het beroep op artikel 3:36 BW faalt nu zij geen beroep heeft gedaan op verklaringen en gedragingen van NSV omtrent de koopovereenkomst. Artikel 3:86 biedt geen soelaas nu een domeinnaam niet te kwalificeren is als een roerende zaak, niet-registergoed of recht aan toonder of order. Ook artikel 3:88 BW is niet van toepassing, immers is daarvoor ongeldigheid van vroegere overdracht vereist, die niet het gevolg was van onbevoegdheid van NSV. De rechtbank plaatst de zaak weer op de rol.

Beoordeling
4.3 Het beroep op goede trouw / derdenbescherming
4.3.1. Voor het geval dat komt vast te staan dat NSV ten tijde van de koopovereenkomst rechthebbende was ten aanzien van de domeinnamen, heeft Dutch Wellness zich op het standpunt gesteld dat zij te goeder trouw is geweest bij de aankoop van de domeinnamen. Dutch Wellness heeft daarbij niet expliciet aangegeven op welke derdenbeschermingsbepaling zij een beroep doet. De rechtbank zal onderzoeken of Dutch Wellness een geslaagd beroep kan doen op de artikelen 3:36, 86 en 88 Burgerlijk Wetboek (BW).NSV heeft betwist dat Dutch Wellness te goeder trouw was bij de aankoop van de domeinnamen.

4.3.2. Artikel 3:36 bepaalt, voor zover van belang:
“Tegen hem die als derde op grond van een verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde rechtsbetrekking heeft aangenomen en in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld, kan door degene om wiens verklaring of gedraging het gaat, met betrekking tot deze handeling op de onjuistheid geen beroep worde gedaan.”
Dutch Wellness heeft aan haar beroep op derdenbescherming ten grondslag gelegd dat zij geen reden had te twijfelen aan - samengevat - de verklaringen en gedragingen van [A], waaronder de registratie bij het SIDN. Zij heeft geen beroep gedaan op verklaringen en gedragingen van NSV, zodat een beroep op artikel 3:36 BW faalt.

4.4. Artikel 3:86 kent derdenbescherming toe aan degenen die bij de verkrijging, anders dan om niet, van “een roerende zaak, niet-registergoed of een recht aan toonder of order” te goeder trouw is geweest. Een recht op een domeinnaam valt niet als zodanig te kwalificeren, zodat een beroep op dit artikel eveneens faalt.

4.5.Voor een geslaagd beroep op artikel 3:88 BW, dat onder andere betrekking heeft op rechten op naam, zoals het recht op een domeinnaam, gelden twee vereisten:
de verkrijger dient te goeder trouw te zijn;
de onbevoegdheid moet voortvloeien uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht, die niet het gevolg is van onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.
De ratio van het tweede vereiste is dat de wetgever bescherming van de verkrijger ten koste van de oorspronkelijk rechthebbende slechts gerechtvaardigd acht, indien deze rechthebbende zelf door een ongeldige overdracht de schijn van beschikkingsonbevoegdheid in het leven heeft geroepen (‘toedoen-beginsel’).

4.5.1.Ook indien veronderstellenderwijze ervan zou worden uitgegaan dat Dutch Wellness te goeder trouw is geweest bij de koop van de domeinnamen, faalt - in verband met het tweede vereiste - een beroep op dit artikel.
Door Dutch Wellness - op wie de stelplicht en bij gemotiveerde betwisting de bewijslast rust ter zake van de feiten en omstandigheden die een beroep op artikel 3:88 eerste lid BW rechtvaardigen - is niet het standpunt betrokken dat de onbevoegdheid van [A] voortvloeit uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht die niet het gevolg was van onbevoegdheid van NSV. Evenmin geven de door NSV betrokken stellingen of de door partijen in het geding gebrachte stukken aanleiding voor die conclusie.Indien NSV slaagt in het leveren van het haar opgedragen bewijs, dan leidt dat tot de conclusie dat, hoewel NSV rechthebbende op de domeinnamen was, [A] eigenmachtig en niet handelende namens NSV, zich als houder van de domeinnamen heeft laten registreren en vervolgens de domeinnamen heeft verkocht. In dergelijke gevallen faalt een beroep dit artikel.

4.5.2. Het beroep van Dutch Wellness op voormelde derdenbeschermingsbepalingen faalt derhalve.