Gepubliceerd op vrijdag 27 maart 2015
IEF 14816
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Nederlands auteursrecht misschien wel meest flexibel

Bijdrage ingezonden door Michel Frequin, VOI©E. Volgens het rapport “The 2015 intellectual property and economic growth index” van Benjamin Gibert zou Nederland slecht scoren wat betreft flexibel auteursrecht en daarmee economische groei belemmeren. Maar zijn index onder de loep nemend, kom ik tot de conclusie dat Nederland wellicht de hoogste score had moeten hebben.

“Strenge bescherming copyright in Nederland remt economische groei” schreef Thieu Vaessen 24 maart in het Financieele Dagblad. Hij baseert deze conclusie op een rapport van The Lisbon Council for Economic Competitiveness and Social Renewal. Dit is een door de Europese Commissie gesubsidieerde denktank die moet bijdragen aan het verwezenlijken van de Europese Unie als de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld. Volgens dat rapport zou Nederland van alle onderzochte landen de minst flexibele auteursrechtwetgeving hebben en zou dat een rem zetten op de Nederlandse economie in het digitale tijdperk.

Op persoonlijke titel
Het bewuste rapport “The 2015 intellectual property and economic growth index” is geschreven door Benjamin Gibert, een aan the Lisbon Council geassocieerde medewerker die dit rapport op persoonlijke titel heeft geschreven. Gibert heeft van 8 landen (VS, GB, Duitsland, Zweden, Spanje, Japan, Frankrijk en Nederland) de Scope and Flexibility of Exceptions tot Exclusive Rights (SFEER) index berekend en in voornoemde volgorde is Nederland op de achtste en laatste plaats uitgekomen met een SFEER-score van 5.94 tegenover de VS op de eerste plaats met als hoogste score 8.13. Om tot deze index te komen konden maximaal 10 punten worden verworven op basis van het op grond van de wetstekst hebben van uitzonderingen op het exclusieve auteursrecht, zoals voor reproductie, citaten, parodie, vrije nieuwsgaring, onderwijs, wetenschap en bibliotheken.

Nederlands citaatrecht niet flexibel?
Als eerste blijkt dat de hoge score van de Verenigde Staten gebaseerd is op de mening van de auteur dat het auteursrecht in de Verenigde Staten met zijn fair use doctrine veel meer flexibel is dan in landen waar de uitzonderingen in de wet staan, waardoor niet flexibel kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Nog los van het feit dat daarover in auteursrechtelijke kringen verschillend wordt gedacht, gaat deze conclusie voorbij aan het feit dat wettelijke normen voor uitzonderingen doorgaans voldoende ruimte laten voor interpretatie en toepassing door praktijk en rechtspraak.
Het gaat dan ook gelijk al mis met het eerste voorbeeld dat Gibert aangeeft met betrekking tot Nederland. Nederland scoort in tegenstelling tot de andere landen maar een half punt op de tekst van het wettelijk citaatrecht omdat de wetstekst duidelijk zou maken dat Nederland veel meer beperkende voorwaarden aan citeren stelt dan Groot-Brittannië. Al wordt daarbij wel vermeld dat de auteur niet weet wat de betekenis is van 'wat naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is en door het te bereiken doel is gerechtvaardigd'. Juist het Nederlandse citaatrecht wordt door de Adviescommissie Auteursrecht beschouwd als een belangrijk flexibel instrument, waaronder ook nieuwe vormen van gebruik kunnen worden gerekend, zoals user generated content.

Te weinig punten
Vervolgens blijkt Nederland om onverklaarde reden ook maar een half punt te krijgen voor de parodie-exceptie (die alleen al op grond van de Europees recht dezelfde wettelijke betekenis zou moeten hebben als de andere onderzochte EU-landen die hiervoor wel een vol punt hebben gekregen). Dan heeft Nederland 0 punten toegekend gekregen voor “incidental inclusion”, terwijl via artikel 18a toch wel degelijk de optie uit de Europese Richtlijn is gelicht voor de incidentele verwerking als onderdeel van ondergeschikte betekenis in een ander werk. Al lijkt de economische relevantie van deze beperking sowieso niet erg groot.
Voor privékopiëren, time-shifting en format-shifting waren voor deze index 3 punten te verdienen, waarvan Nederland er 1 kreeg toebedeeld: geen punten voor time-shifting en format-shifting terwijl deze vormen van gebruik toch geacht worden te zijn toegestaan binnen de voorwaarden van artikel 16c.

Koploper?
Kortom, Nederland zou net zo goed op ruim 9 punten hebben kunnen uitkomen en daarmee gelijk weer koploper zijn van de in het onderzoek van Gibert meegenomen 8 landen.

Gibert toont in zijn data-analyse van de groei van de toegevoegde waarde van auteursrecht in de economie aan dat landen met een hoge score op de flexibiliteitsindex ook hoog scoren in toegevoegde waarde. Nederland zou op dat punt dus slecht scoren en dat lijkt in tegenspraak met de scores van Nederland in de WIPO-onderzoeken naar het economisch belang van het auteursrecht. Maar als de conclusies van Gibert wat dat betreft zouden kloppen, dan ligt dat in ieder geval niet aan een slechte flexibiliteitsscore.

Michel Frequin
directeur VOI©E