Gepubliceerd op vrijdag 14 april 2006
IEF 1931
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Las Vegas aan de Hofvijver

Kamerstuk 24557, nr. 69, Tweede Kamer. Verslag van een algemeen overleg tussen de vaste commissie voor Justitie met de Minister van justitie en Staatssecretaris van Financiën, 23 maart 2006 naar aanleiding van schriftelijke vragen en brieven m.b.t het Nederlandse kansspelbeleid.

“De heer De Wit (SP) heeft de indruk dat er sinds de invoering van de Gedrags- en reclamecode kansspelen per 1 januari 2006 niets is veranderd ten opzichte van de situatie daarvoor.”

Het verslag bevat kritische kanttekeningen bij de rechtvaardiging voor het restrictieve kansspelbeleid in Nederland. In dit verband wordt gewezen op de uitspraak van de rechtbank in Breda van 2 december 2005. In deze uitspraak oordeelde de rechter dat de Minister van Justitie en de Minister van Economische Zaken moeten aantonen dat er samenhang en stelselmatigheid bestaat in het overheidshandelen aangaande de regulering van speelcasino's. In het geval dit niet kan worden aangetoond, is de rechtbank van oordeel dat de rechtvaardiging voor het monopolie van Holland Casino ontbreekt. Voorts wordt gewezen op uitlatingen van een Eurocommissaris, die had betoogd dat het Nederlandse kansspelbeleid niet voldoet aan de criteria om het te rechtvaardigen als een zaak van nationaal belang.

In reactie hierop meldt de Minister: "dat hem nog geen officiële berichten hebben bereikt dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen het Nederlandse kansspelbeleid wil starten. Het is hem wel bekend, dat de Europese Commissie van mening is dat Nederland ofwel de kansspelen moet verbieden, ofwel buitenlandse bedrijven gelijke kansen moet bieden. Daarmee miskent de Europese Commissie dat het Nederlandse beleid veel restrictiever is dan alleen het hebben van een gereguleerde markt."

In beginsel is het monopoliseren van een beperkt aanbod het uitgangspunt om te voorkomen dat speelzucht wordt uitgebaat. Daarnaast speelt het belang dat er sprake moet zijn van een zodanig aanbod van kansspelen dat het illegale aanbod van de markt wordt gedrukt. Het antwoord van de Minister komt erop neer dat hij geen aanleiding ziet het huidige beleid aan te passen, dat zou slechts voeding geven aan het beeld dat het beleid tot nu toe niet restrictief genoeg is geweest.

Voorts worden er vragen gesteld over de vestiging van een groot casino en vermaakcentrum te Maastricht. De Minister antwoordt dat dit niet tegengehouden kan worden. "Of er een nieuwe vestiging kan komen op een locatie waar zich ook een zalencomplex met hotel bevindt, is een zaak van ruimtelijke ordening, want daar gaat de WOK niet over. Pas als op de nieuwe locatie sprake zou zijn van een disproportionele uitbreiding die verder gaat dan bedrijfseconomisch nodig is, of als de nieuwe vestiging een beeld zou oproepen van een Las Vegas aan de Maas, (…) zal hij zich genoodzaakt zien in te grijpen."

De Staatssecretaris wordt gevraagd nadrukkelijk afstand te nemen van het ("spionage")onderzoek van de Staatsloterij naar de directie van de Nationale Postcodeloterij. De Staatssecretaris antwoordt dat het onderzoek (inderdaad) niet door de beugel kan.

Tot slot stellen diverse commissieleden belangrijke vragen met betrekking tot de handhaving van de Gedrags- en Reclamecode. Bij de Minister wordt er op aangedrongen om zijn eerdere toezeggingen na te komen en te bewerkstelligen dat het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaat. Ook is niet duidelijk wanneer de nieuwe Wet op de Kansspelen naar de Kamer wordt gestuurd. Een antwoord van de Minister laat (helaas) op zich wachten. Het overleg wordt afgebroken en op een nader te bepalen moment voortgezet.