19 nov 2025
JBB maakt geen inbreuk op merkrecht van Container Centralen
Rb. Den Haag 19 november 2025, IEF 23120; ECLI:NL:RBDHA:2025:22150 (Container Centralen tegen JBB). Container Centralen exploiteert twee rouleersystemen voor herbruikbare metalen transportkarren, door Container Centralen aangeduid als de CC Container en de CC Eurocontainer. Deze zijn voorzien van het beeldmerk "CC". JBB drijft een onderneming die gespecialiseerd is in de handel van verpakkingen voor met name de sierteelt en de AGF-industrie (aardappelen, groenten en fruit). In opdracht van Container Centralen heeft PSG Recherche (hierna: PSG) een onderzoek ingesteld naar partijen die mogelijk inbreuk maken op het merkrecht. Volgens Container Centralen maakt JBB inbreuk op grond van artikel 9 lid 2 sub a UMVo door het aanbieden voor huur, verhuur of anderszins verhandelen van CC containers. Container Centralen vordert ook inzage in de in beslag genomen documenten.
De rechtbank gaat eerst in op de gestelde merkinbreuk en onrechtmatig slaafse nabootsing. Het is aan Container Centralen om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en, als deze gemotiveerd worden betwist, te bewijzen. Container Centralen stelt dat de merkinbreuk en het onrechtmatig slaafse nabootsen volgt uit (i) de gedetailleerde beschrijving waaruit zou blijken dat een grote voorraad originele en namaak CC Eurocontainers bij JBB aanwezig was en (ii) het telefoongesprek tussen PSG en JBB, waaruit een aanbod tot verkoop of verhuur van CC Eurocontainers door JBB zou blijken. JBB betwist dat zij zelf CC Eurocontainers aanbood of in voorraad had met de intentie om te verhuren of te verkopen. Zij stelt dat de bij haar aangetroffen containers eigendom waren van Celieplant B.V., wat wordt onderbouwd met verklaringen en documenten. De rechtbank acht deze betwisting voldoende gemotiveerd. Ook blijkt uit het telefoongesprek geen concreet aanbod van JBB. Nadere onderbouwing door Container Centralen ontbreekt. Hierdoor heeft Container Centralen niet aan de stelplicht voldaan. Daardoor is niet komen vast te staan dat sprake is geweest van merkinbreuk en/of onrechtmatig slaafse nabootsing. Omdat de vorderingen tot inzage op dezelfde wijze zijn onderbouwd als de inbreukvordering, worden deze vorderingen ook afgewezen. Container Centralen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. JBB maakt aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten uit artikel 1019h Rv. Partijen hebben gesteld dat 60% van de door hen gemaakte proceskosten ziet op het IE-deel en 40% op het niet-IE-deel. De rechtbank houdt rekening met deze percentages bij de begroting van de kosten.
4.13 De conclusie uit het voorgaande is als volgt. Gezien de gemotiveerde betwisting door JBB van de door Container Centralen gestelde merkinbreuk en onrechtmatig slaafse nabootsing, had van Container Centralen verwacht mogen worden dat zij haar stelling dat JBB zich schuldig heeft gemaakt aan merkinbreuk en slaafse nabootsing nader zou onderbouwen. Dit heeft zij niet, althans onvoldoende, gedaan. Hierdoor heeft Container Centralen naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van deze vorderingen niet aan haar stelplicht voldaan. Aan bewijslevering komt de rechtbank dan ook niet toe. Daarmee is niet komen vast te staan dat sprake is geweest van merkinbreuk en/of onrechtmatig slaafse nabootsing. De hierop gebaseerde vorderingen onder I en II, en de nevenvorderingen onder V t/m X, zullen daarom worden afgewezen.
4.18 Container Centralen heeft het bestaan van een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a (in verbinding met artikel 1019a Rv) op dezelfde wijze onderbouwd als de gestelde merkinbreuk en slaafse nabootsing, namelijk door te wijzen op de gerechtelijke beschrijving en het gespreksverslag. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Container Centralen met deze stellingen, in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door JBB, eveneens onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat voldoende aannemelijk is geworden dat merkinbreuk en/of onrechtmatig slaafs nabootsen zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. De rechtbank verwijst daarvoor naar hetgeen zij in 4.6 t/m 4.13 hiervoor heeft overwogen. Hierdoor is geen sprake is van de voor toewijzing van de inzagevorderingen vereiste rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv (in verbinding met artikel 1019a Rv) tussen Container Centralen en JBB. De inzagevorderingen zullen dus worden afgewezen.