Gepubliceerd op dinsdag 2 juni 2020
IEF 19240
Hoge Raad ||
2 jun 2020
Hoge Raad 2 jun 2020, IEF 19240; ECLI:NL:HR:2020:981 (Dagboek Marianne Vaatstra), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hr-smaad-door-publicatie-boek-over-marianne-vaatstra

HR: smaad door publicatie boek over Marianne Vaatstra

HR 2 juni 2020, IEF 19240, ECLI:NL:HR:2020:981 (Dagboek Marianne Vaatstra) Via Rechtspraak.nl. Verdachte is veroordeeld wegens smaadschrift naar aanleiding van een boek dat hij samen met zijn medeverdachte heeft geschreven en in 2014 heeft gepubliceerd. Met dat boek, getiteld ‘Het verboden dagboek van Maaike Vaatstra’ heeft de verdachte naar eigen zeggen de misstanden en de werkelijke toedracht rondom de moord van het meisje aan het licht willen brengen. Volgens het boek is Marianne Vaatstra niet verkracht en vermoord door Jasper S., die daarvoor onherroepelijk is veroordeeld, maar door asielzoekers in een caravan in Kollum.

In de strafzaak heeft de verdachte betoogd dat hem een beroep op een wettelijke rechtvaardigingsgrond toekomt. Dat wil zeggen dat hij te goeder trouw de overtuiging mocht zijn toegedaan dat de beschuldigingen die in het boek zijn geuit waar zijn en dat het in het algemeen belang was deze misstanden bekend te maken. Zijn getuigenverzoek is door het hof afgewezen. Ook het beroep op de rechtvaardigingsgrond is verworpen omdat de verdachte volgens het hof volstrekt lichtzinnig is afgegaan op de mededelingen van zijn medeverdachte en er niet zo maar van had mogen uitgaan dat wat hij schreef waar was. Ook het algemeen belang wordt volgens het hof niet gediend met zijn beschuldigingen. In cassatie wordt vooral geklaagd over de afwijzing van het getuigenverzoek door het hof. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De klachten leiden niet tot vernietiging van de uitspraak.

2 Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).