Gepubliceerd op maandag 22 mei 2023
IEF 21434
Hof Amsterdam ||
16 mei 2023
Hof Amsterdam 16 mei 2023, IEF 21434; ECLI:NL:GHAMS:2023:1062 (Appellant tegen geïntimeerde), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hof-oordeelt-schrijver-krijgt-gelegenheid-tot-commentaar

Uitspraak ingezonden door: Jasper Klopper en Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger

Hof oordeelt: schrijver krijgt gelegenheid tot commentaar

Gerechtshof Amsterdam 16 mei 2023, IEF 21434;  ECLI:NL:GHAMS:2023:1062 (Appellant tegen geïntimeerde) Het Gerechtshof heeft uitspraak gedaan in een zaak tussen een schrijver en een lid van het kunstcollectief KIRAC. De schrijver is bekend in Frankrijk en heeft regelmatig in de aandacht gestaan in verband met controversiële uitlatingen in en buiten zijn boeken. Het lid van het kunstcollectief KIRAC is een Nederlandse filmmaker en kunstenaar. De zaak draait om een overeenkomst waarin de schrijver toestemming heeft gegeven aan KIRAC om beeldmateriaal van hem te verzamelen voor een pornofilm. 

Het lid van KIRAC heeft in 2022 beeldmateriaal van de schrijver verzameld en is bezig dit te verwerken voor een erotische film genaamd 'KIRAC 27'. Deze film zal onder andere op het internet worden gepubliceerd. Voor de film is ook een trailer gemaakt en op internet geplaatst.

In een kort geding heeft de schrijver geëist dat de trailer van het internet wordt verwijderd en dat het geproduceerde beeldmateriaal niet openbaar mag worden gemaakt door KIRAC. Indien dit niet wordt toegewezen, vorderde de schrijver in ieder geval de mogelijkheid om commentaar te leveren voordat 'KIRAC 27' wordt uitgebracht. De voorzieningenrechter wees de gevraagde voorzieningen echter af.

Tegen dit oordeel gaat de schrijver in hoger beroep bij het gerechtshof. De schrijver stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden en dat er sprake is van dwaling. De rechter overweegt dat er op dit moment onvoldoende grond is om aan te nemen dat de overeenkomst tussen de schrijver en het lid van KIRAC tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden. Hierdoor kan de overeenkomst niet zomaar worden vernietigd.

Wel oordeelt de rechter dat bepaalde bepalingen in de overeenkomst mogelijk vernietigd zullen worden in een bodemprocedure vanwege het onredelijk bezwarende karakter ervan. De rechter oordeelt echter dat er onvoldoende grond is om een algeheel verbod op de uitzending van het beeldmateriaal toe te wijzen. De film is namelijk nog niet voltooid, waardoor een verbod op de film in dit stadium in strijd zou zijn met de vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in het EVRM.

Het ontbreken van de mogelijkheid voor de schrijver om te reageren op de voltooide film acht het hof onaanvaardbaar. Het hof concludeert dat de eerder gevorderde voorziening om commentaar te leveren moet worden toegewezen. De uiteindelijke pornofilm kan namelijk ernstige schade toebrengen aan de reputatie van de schrijver.

Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de voorzieningenrechter en stelt de schrijver in de gelegenheid om zijn commentaar te leveren op de film.

3.9 Niet in geschil is dat de in artikel 1.3 van de overeenkomst opgenomen beperking van het toegestane gebruik van het beeldmateriaal is ingegeven door de gezamenlijke wens van partijen om in een spel van feit en fictie de illusie te laten ontstaan dat in erotische scenes met een dubbelganger is of kan zijn gewerkt zodat de kijker niet weet of [appellant] daadwerkelijk aan de seksscenes deelneemt. Gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, houdt een redelijke uitleg van deze bepaling, in de context van de gehele overeenkomst, voorshands in dat [geïntimeerde] in erotische scenes het beeldmateriaal van [appellant] zodanig dient te gebruiken dat niet duidelijk is of [appellant] daadwerkelijk aan deze scenes heeft deelgenomen, zodat de door partijen beoogde illusie en het spel tussen feit en fictie stand houdt. De uitlatingen van [geïntimeerde] in het VICE-interview waarnaar [appellant] in het kader van verschillende grieven verwijst, rechtvaardigen voorshands de vrees dat [geïntimeerde] deze verplichting niet (meer) zal of kan nakomen. Ook als [geïntimeerde] , zoals hij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, in het VICE-interview evenzeer een spel met feit en fictie speelde door te overdrijven over de prestaties van [appellant] in bed, heeft hij, kennelijk om extra belangstelling te genereren, naar voorlopig oordeel van het hof ernstig afbreuk gedaan aan de door partijen beoogde illusie. Hij presenteert namelijk als feit dat [appellant] daadwerkelijk aan de seksscenes heeft deelgenomen. [appellant] heeft daar voorafgaand aan het VICE-interview geen publieke uitlatingen over gedaan.

3.10 [geïntimeerde] is nu KIRAC 27 aan het maken. Hij gebruikt daarbij beeldmateriaal dat hij heeft gemaakt van [appellant] en is van plan de film ook via internet openbaar te maken. Zoals hiervoor is overwogen bestaat de gerechtvaardigde vrees dat [geïntimeerde] artikel 1.3 van de overeenkomst niet overeenkomstig de strekking daarvan zal nakomen. Juist het ontbreken van een mogelijkheid voor [appellant] om te reageren op de voltooide film zodat een dialoog met [geïntimeerde] kan ontstaan over de strekking van artikel 1.3 is in de gegeven omstandigheden zeer problematisch. In dit stadium is daarom een beroep van [geïntimeerde] op artikel 8 van de overeenkomst naar voorlopig oordeel van het hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, mede in aanmerking nemend de reële mogelijkheid dat dit artikel deel uitmaakt van een overeenkomst die onredelijk bezwarende bedingen bevat. De hierop betrekking hebbende grieven van [appellant] treffen doel.

3.11 Gelet op het voorgaande acht het hof de onder iii gevorderde voorziening op zijn plaats. Het bepaalde in artikel 8 van de overeenkomst staat daar dus niet aan in de weg. [appellant] heeft een voldoende zwaarwegend belang bij deze voorziening, ook al is hij verantwoordelijk voor zijn eigen gedragingen, waaronder het in zee gaan met [geïntimeerde] , en heeft hij met zijn publicitaire optreden na het VICE-interview bijgedragen aan de publieke aandacht voor het beeldmateriaal. Het gebruik van het beeldmateriaal en de openbaarmaking daarvan door [geïntimeerde] kunnen namelijk, afhankelijk van de uiteindelijke film KIRAC 27, ernstige schade toebrengen aan zijn reputatie. Verder is het feitelijk onmogelijk om een eenmaal op internet geplaatste publicatie volledig van internet te verwijderen, zodat die schade tot op zekere hoogte blijvend zal zijn. Dit zwaarwegende belang van [appellant] legt meer gewicht in de schaal dan het eveneens zwaarwegende belang van [geïntimeerde] om, zoals overeengekomen met [appellant] , het beeldmateriaal te gebruiken en openbaar te maken op de door hem geplande datum en om zijn uit art. 10 EVRM voortvloeiende rechten uit te oefenen. De noodzakelijke, bij wet voorziene uitzondering op de vrijheid van meningsuiting is in dit geval gelegen in het voorkomen dat uitvoering wordt gegeven aan een contractueel beding, terwijl het beroep daarop door [geïntimeerde] in dit stadium onaanvaardbaar is (art. 6:248 BW) en de goede naam van [appellant] beschadigd dreigt te raken.