Gepubliceerd op dinsdag 30 mei 2023
IEF 21454
Hof Amsterdam ||
30 mei 2023
Hof Amsterdam 30 mei 2023, IEF 21454; ECLI:NL:GHAMS:2023:1187 (BSR tegen DPG), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hof-oordeelt-persbureau-mag-schadevergoeding-vorderen

Hof oordeelt: persbureau mag schadevergoeding vorderen

Gerechtshof Amsterdam 30 mei 2023, IEF 21454;  ECLI:NL:GHAMS:2023:1187 (BSR tegen DPG) Het Gerechtshof (hierna: het hof) heeft zich uitgesproken over een vermeende inbreuk op het auteursrecht. BSR is een persbureau op het gebied van foto- en videomateriaal. DPG heeft een aantal foto's van beroemdheden gebruikt zonder toestemming van BSR. BSR stelt dat het de makers van de foto's vertegenwoordigt en eist namens hen een schadevergoeding.

De kantonrechter heeft de vorderingen in de zaak in eerste aanleg afgewezen omdat niet was gebleken dat BSR namens de rechthebbenden optrad. Tegen deze beslissing is BSR in hoger beroep gegaan en vordert nu een verklaring voor recht dat DPG inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht en eist een schadevergoeding. Bovendien keert BSR zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat BSR niet-ontvankelijk zou zijn in haar vorderingen.

Het hof vangt aan met de constatering dat BSR in beginsel niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, nu vaststaat dat zij niet zelf de auteursrechthebbende is op de foto's. Het hof oordeelt echter dat BSR voldoende heeft aangetoond dat ze bevoegd zijn om een schadevergoeding te vorderen namens de betrokken rechthebbenden.

Aangezien de publicatie van de foto's door DPG als een 'mededeling aan het publiek' wordt beschouwd, heeft DPG inbreuk gemaakt op het auteursrecht op die foto's. DPG heeft hier namelijk geen toestemming voor gekregen. DPG heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens de rechthebbenden en BSR. Het hof oordeelt dat DPG de geleden schade dient te vergoeden.

Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelt DPG tot betaling van de schadevergoeding aan BSR.

4.2.3 DPG betoogt dat hieruit nog steeds niet volgt dat BSR van de maker de bevoegdheid tot het vorderen van schadevergoeding heeft bedongen, onder meer omdat de drie laatstbedoelde verklaringen ongedateerd zijn en van identieke formulering, terwijl van de ondertekenaars geen identiteitsbewijs is overgelegd en niet blijkt dat zij daadwerkelijk de makers van de foto’s zijn.

Het hof volgt DPG daarin niet. Uit de presentatie van de drie verklaringen door BSR in dit hoger beroep leidt het hof af dat deze zijn opgesteld en verkregen naar aanleiding van het vonnis in eerste aanleg, hetgeen deze in voldoende mate dateert en hun identieke formulering verklaart. Gelet op het debat over BSR’s procesbevoegdheid in twee instanties en op hetgeen BSR hieromtrent overigens heeft overgelegd, waaronder een e-mail van [D] van 6 januari 2020, gaat het hof voorbij aan DPG’s niet onderbouwde suggestie dat de namen en handtekeningen onder de verklaringen niet die van de makers van de desbetreffende foto’s zouden zijn.

DPG voert ook aan dat onduidelijk is of de aan BSR’s licentiegevers verleende bevoegdheid om aan derden een sub-licentie te verlenen tevens ziet op de hun verleende bevoegdheid tot vorderen van schadevergoeding. Ook dit bezwaar volgt het hof niet. Anders dan DPG suggereert, is de betekenis van het woord ‘(sub-) licence’ in het algemeen niet beperkt tot het geven van toestemming voor exploitatiehandelingen. Het hof is van oordeel dat uit de tekst van de verklaringen als geheel, ook gelet op de context van het debat in deze procedure, voldoende volgt dat BSR de bevoegdheid tot het vorderen van schadevergoeding als in deze zaak aan de orde (middellijk) heeft bedongen van de auteursrechthebbenden. Die conclusie geldt ook voor zover deze vraag beheerst wordt door ander recht dan het Nederlandse (zoals het recht van het VK dan wel dat van (een staat van) de VS).

BSR is dus ontvankelijk in die vordering.

4.7 Nu de publicatie door DPG van de foto’s van [A] en de foto’s van [B] een mededeling aan het publiek vormt waarvoor door de rechthebbenden geen toestemming was verleend en waarvoor DPG geen beroep toekomt op een auteursrechtelijke beperking, heeft DPG inbreuk gemaakt op het auteursrecht op die foto’s en daarmee onrechtmatig gehandeld jegens de rechthebbenden en BSR. DPG dient de schade die de rechthebbenden en BSR daardoor geleden hebben te vergoeden aan BSR nu laatstgenoemde van de rechthebbenden de bevoegdheid tot het instellen van een daartoe strekkende vordering heeft verkregen.

4.9 De grieven slagen gedeeltelijk. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vorderingen van BSR zullen alsnog worden toegewezen dan wel afgewezen op de wijze zoals hiervoor overwogen. DPG zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties. BSR vordert in dat verband ook vergoeding van nakosten; het hof zal die niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden nu volgens vaste rechtspraak een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).