Gepubliceerd op donderdag 15 december 2016
IEF 16451
Hof Den Haag ||
13 dec 2016
Hof Den Haag 13 dec 2016, IEF 16451; ECLI:NL:GHDHA:2016:3681 (Drent c.s. tegen Tommy Hilfiger), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hof-laat-tegenbewijs-toe-in-tweede-keus-tommy-hilfiger-importzaak

Uitspraak ingezonden door Carja Mastenbroek, Dillinger Law.

Hof laat tegenbewijs toe in tweede keus Tommy Hilfiger importzaak

Hof Den Haag 13 december 2016, IEF 16451 ; ECLI:NL:GHDHA:2016:3681(Drent c.s. tegen Tommy Hilfiger) Bewijsrecht. Merkinbreuk. Tussenarrest. De rechtbank oordeelde dat (ook) een afhaaladres merkinbreuk faciliteert [IEF 14631]. Het Hof laat Tommy Hilfiger toe bewijs te leveren dat Mangroelal betrokken was bij de in beslag genomen kleding in Lelystad en Heemskerk en het laat Drent c.s. toe tot tegenbewijs tegen het uit voortvloeiend dwingend bewijs dat de aangetroffen goederen aan Drent toebehoren. De stelplicht en de bewijslast dat de facturen zien op kleding die met toestemming van Tommy Hilfiger voor het eerst op de markt in Europa is verhandeld, rusten op Drent c.s.. Tommy Hilfiger hebben tot en met 2006 zaken gedaan met 'seconds', tweede keus, die via niet-reguliere handelskanalen werden gedistribueerd. Er is geen sprake van blote ontkenning van TH, maar gemotiveert dat er slechts één maal een partij van TH is gekocht en dat alle aangetroffen facturen vervalst moeten zijn vanwege discrepenties in de administratie. Het Hof houdt iedere verder beslissing aan.

19. Voorop gesteld moet worden dat een vof geen rechtspersoonlijkheid kent. Indien Drent middels zijn vof inbreukmakende kleding verhandelt, pleegt hij zelf merkinbreuk en is hij daarvoor persoonlijk aansprakelijk. Voor zover wordt betoogd dat Drent (als voormalig vennoot van Primetta v.o.f.) en WB geen merkinbreuk hebben gepleegd, geldt het volgende. De stelplicht en de bewijslast dat de facturen van zowel Drent als WB zien op kleding die met toestemming van TH voor het eerst op de markt in Europa is verhandeld, rusten op Drent en WB. Drent c.s. heeft aangevoerd dat Primetta vof de kledingstukken heeft gekocht van de West-Oost Trading Company, die de kleding van TH heeft gekocht. Tot en met 2006 heeft TH zaken gedaan met Drent. Drent c.s. heeft daarbij opgemerkt dat het om 'seconds' gaat, tweede keus, waarvan TH gewoon was die via de niet reguliere handelskanalen te distribueren. Drent heeft bewijs aangeboden van zijn stelling dat West-Oost Trading Company een handelspartner van TH is geweest en dat Primetta v.o.f feitelijk in 2006 in Fashion Gate is opgegaan.

20. Anders dan Drent c.s. aanvoert, is hier geen sprake van een blote ontkenning van TH van de stelling dat de kleding met haar toestemming in het verkeer is gebracht. TH heeft erkend dat West-Oost Trading Company handelspartner van TH is geweest maar heeft daaraan toegevoegd dat Drent in 2006 slechts één maal een partij van TH heeft gekocht. TH heeft voorts gemotiveerd aangevoerd, onder meer onder verwijzing naar de akte van 27 november 2013, dat alle aangetroffen facturen vervalst moeten zijn aangezien de inkoopfacturen niet voorkomen in de administratie van TH en de afnemers ook niet bekend zijn bij TH. Bovendien komen er geen prijzen per stuk op de facturen voor en, indien de prijzen wel worden vermeld, dan zijn deze veel te laag. Ook andere elementen (zoals de omschrijving van kleding, de kleuromschrijving en de style numbers) in de aangetroffen facturen wijken af van die in de originele facturen van TH. Deze stellingen van TH heeft Drent c.s. niet, ook niet in hoger beroep, voldoende weersproken en evenmin heeft Drent c.s. zijn eigen stellingen nader onderbouwd. Gelet op het bovenstaande gaat het hof aan de stelling dat de kleding met toestemming van TH in het verkeer is gebracht, als onvoldoende onderbouwd voorbij.

Vermeerdering van eis TH en dwangsom
22. TH heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet voldoen van Drent c.s. aan het vonnis een zelfstandig onrechtmatig handelen oplevert en heeft een verklaring voor recht gevraagd en een gebod om een de daardoor veroorzaakte schade aan TH te voldoen. Met Drent c.s. is het hof van oordeel dat het enkele niet voldoen aan een vonnis niet zonder meer een onrechtmatige daad oplevert. Bijkomende omstandigheden of feiten zijn gesteld noch gebleken. De gevorderde verklaring voor recht en het gebod tot schadevergoeding zal derhalve worden afgewezen. Wel ziet het hof in de omstandigheid dat niet wordt voldaan aan het bestreden vonnis aanleiding om in hoger beroep het maximum van de dwangsom te verhogen naar € 250.000,-. In zoverre slaagt de vijfde grief in incidenteel appel.