Gepubliceerd op donderdag 6 november 2025
IEF 23054
Hof Arnhem-Leeuwarden ||
21 okt 2025
Hof Arnhem-Leeuwarden 21 okt 2025, IEF 23054; ECLI:NL:GHARL:2025:6528 ([appellante], MaMoMo c.s. tegen [geïntimeerde]), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hof-bevestigt-onrechtmatig-handelen-door-ex-partner-ondernemer-via-lasterlijke-e-mails

Hof bevestigt onrechtmatig handelen door ex-partner ondernemer via lasterlijke e-mails

Hof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2025, IEF 23054; ECLI:NL:GHARL:2025:6528 ([appellante], MaMoMo c.s. tegen [geïntimeerde]). [geïntimeerde] en [partner appellante] hadden in het verleden een zakelijke en affectieve relatie. [partner appellante] is inmiddels gehuwd met [appellante]. Sinds 2019 zijn er meer dan dertig gerechtelijke procedures gevoerd tussen [geïntimeerde] enerzijds en [partner appellante], zijn bedrijven en later ook [appellante] anderzijds, grotendeels naar aanleiding van beschuldigingen aan het adres van [geïntimeerde]. De onderhavige zaak draait om de vraag of [appellante] en haar vennootschappen MaMoMo c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens [geïntimeerde]. De rechtbank Overijssel oordeelde van wel en legde [appellante] en MaMoMo c.s. een uitingsverbod op, onder dwangsom (ECLI:NL:RBOVE:2023:2423). [appellante] stelt in hoger beroep dat het vonnis vernietigd moet worden; [geïntimeerde] vordert in incidenteel appel juist een ruimer uitingsverbod. 

Het geschil betreft met name e-mails waarin ernstige beschuldigingen over [geïntimeerde] werden geuit. Volgens het hof zijn deze grotendeels opgesteld en verzonden door [appellante], ook wanneer zij werden verstuurd vanuit het account van [partner appellante]. Het hof oordeelt dat de uitingen onrechtmatig zijn omdat de feitelijke onderbouwing ontbreekt en de ernst van de beschuldigingen. De uitlatingen vormden een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer en goede naam van [geïntimeerde]. De belangen van [geïntimeerde] wegen in dit geval zwaarder dan de vrijheid van meningsuiting van [appellante]. Het hof stelt vast dat alleen [appellante] persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld; MaMoMo c.s. treft geen zelfstandig verwijt. Het eerder opgelegde uitingsverbod blijft grotendeels in stand en wordt op onderdelen uitgebreid. De zaak wordt verwezen naar de schadestaatprocedure. 

4.41 Het gaat hier om een grote hoeveelheid e-mails die zijn verzonden aan onder meer ministers, staatssecretarissen, ambtenaren van de belastingdienst en het openbaar ministerie, journalisten en zakelijke relaties van [partner appellante ] . De in deze e-mails vervatte beschuldigingen zijn daarom, anders dan [appellante] naar voren heeft gebracht, in zeer brede kring geuit. Uit de overgelegde overzichten van [geïntimeerde] blijkt immers dat e-mails niet alleen naar bestuurders, directie of werknemers van Centric en Strukton zijn gezonden, maar ook naar de hiervoor vermelde derden. Volgens [appellante] zijn de uitingen gedaan in het kader van een (straf)onderzoek naar Strukton en betreft het uitingen die [partner appellante ] heeft gedaan als slachtoffer van fraude. Ook wijst [appellante] erop dat [partner appellante ] misstanden binnen zijn bedrijven heeft aangetroffen en zich tot de autoriteiten gewend. Van deze vermeende misstanden is echter onvoldoende duidelijk geworden dat deze een basis hebben in het destijds beschikbare feitenmateriaal. Het is onduidelijk waarom het veelvuldig e-mailen van al deze personen met de betreffende inhoud van de berichten (met een zeer brede strekking) gerechtvaardigd wordt door de door [appellante] genoemde reden van een (strafrechtelijk) onderzoek. Verder weegt mee dat gelet op de aard van de in de e-mails vervatte beschuldigingen kan worden aangenomen dat de ernst van de te verwachten gevolgen voor [geïntimeerde] groot is. [geïntimeerde] heeft hierover naar voren gebracht dat zij zich voortdurend moet blijven verdedigen tegen de beschuldigingen en dat dit een negatief effect heeft gehad op haar carrière en een grote impact heeft op haar leven. De e-mails vormen daarmee een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer en de eer en goede naam van [geïntimeerde] , die geen publieke figuur is. [appellante] is daarnaast geen journalist die een maatschappelijke misstand aan de kaak wil stellen (en waarvoor dan nog altijd geldt dat er hoor en wederhoor zou moeten plaatsvinden). De belangen van [appellante] en [geïntimeerde] tegen elkaar afwegend leidt het hof tot het oordeel dat de belangen van [geïntimeerde] op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer, eer en goede naam zwaarder wegen dan het belang van [appellante] op de vrijheid van meningsuiting.