Gepubliceerd op dinsdag 29 maart 2011
IEF 9504
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geen vrijbrief

\"\"Gerechtshof Amsterdam, 30 november 2010, LJN: BP8876, Appelant tegen Uitgeverij Nieuw Amsterdam B.V. c.s.

Auteursrecht. Portretrecht. Appelant  (“exploiteert een website waar hij reclame maakt voor door hem geschreven boeken over onder andere zijn carrière als drugshandelaar. In zijn boek “Drugbaron in spijkerbroek”) vorderde in eerste aanleg veroordeling van Nieuw Amsterdam tot rectificatie van een artikel in het misdaadtijdschrift \'Koud Bloed\' van uitgeverij Nieuw Amsterdam. In reconventie vorderde Nieuw Amsterdam veroordeling van Appellant tot verwijdering van zijn website van de portretten van twee directeuren van de uitgeverij. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van appelant af en die van Nieuw Amsterdam toe.

Het hof bekrachtigt i.c. het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen, maar vernietigt het reconventionele deel, omdat Nieuw Amsterdam haar auteursrecht op de foto’s niet heeft aangetoond en de publicatie van de portretten jegens Nieuw Amsterdam niet onrechtmatig is. “Het hof merkt daarbij ten overvloede op dat Appellant  daarmee geen vrijbrief heeft verworven om de portretten terug te plaatsen op zijn website, omdat uit het voorgaande voortvloeit dat directeur B en  directeur L, die geen partij zijn in deze procedure, het recht hebben om zich tegen publicatie te verzetten.”

2.6 (…) Nu in het artikel niets nieuws over [ Appellant ] is geopenbaard kan niet worden gezegd dat [ Appellant ] door het artikel meer in gevaar is gekomen dan hij al was door zijn eigen levensloop en publicaties..

2.10 Het hof begrijpt dat Nieuw Amsterdam de foto’s van haar directeuren heeft laten vervaardigen, op haar eigen website heeft laten plaatsen en dat [ Appellant ] deze portretten zonder toestemming heeft overgenomen en gepubliceerd op zijn website. Nieuw Amsterdam heeft primair gesteld dat het hier gaat om in opdracht vervaardigde portretten, zodat ingevolge art. 19 lid 3 Auteurswet (Aw) toestemming van de geportretteerden was vereist. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat een redelijk belang van haar geportretteerde directeuren, en in het verlengde daarvan ook een redelijk belang van haar zelf als uitgeverij, zich verzet tegen de openbaarmaking van de portretten zodat deze niet geoorloofd was ingevolge art. 21 Aw. Beide grondslagen kunnen de vordering echter niet dragen. Nu gesteld noch gebleken is dat Nieuw Amsterdam het auteursrecht heeft op de portretten of dat [ directeur B ] en [ directeur L ] haar gemachtigd hebben om de vordering tot verwijdering namens hen in te stellen, biedt de Auteurswet geen grond voor toewijzing van deze vordering van Nieuw Amsterdam.
Het mag zo zijn dat [ directeur B ] en [ directeur L ] de publicatie van hun portretten op [Appellant]s website als bezwaarlijk en beangstigend hebben ervaren maar dat is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende om aan te nemen dat (“in het verlengde daarvan”) [ Appellant ] met die publicatie onrechtmatig jegens Nieuw Amsterdam heeft gehandeld, zodat aan haar evenmin op die grond een eigen vordering ter zake toekomt.
Grief III slaagt en de vordering tot verwijdering van de portretten zal alsnog worden afgewezen. Het hof merkt daarbij ten overvloede op dat [ Appellant ] daarmee geen vrijbrief heeft verworven om de portretten terug te plaatsen op zijn website, omdat uit het voorgaande voortvloeit dat [ directeur B ] en [ directeur L ], die geen partij zijn in deze procedure, het recht hebben om zich tegen publicatie te verzetten. Dat zij er mee hebben ingestemd dat Nieuw Amsterdam hun portretten publiceert brengt niet mee dat die bevoegdheid dan daarmee ook aan [ Appellant ] toekomt.

Lees het arrest hier.