Gepubliceerd op woensdag 28 juli 2021
IEF 20116
Rechtbank Gelderland ||
28 apr 2021
Rechtbank Gelderland 28 apr 2021, IEF 20116; ECLI:NL:RBGEL:2021:3686 (MIMM tegen Indomedia), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-belang-bij-vordering-tot-staking-niet-zelf-ingeschreven-merk

Geen belang bij vordering tot staking niet zelf ingeschreven merk

Rechtbank Gelderland 28 april 2021, IEF 20116; ECLI:NL:RBGEL:2021:3686 (MIMM tegen Indomedia) Tussen MIMM en Indomedia is in 2019 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De samenwerking tussen partijen heeft als doel om eenmaal per jaar een magazine uit te brengen. In 2019 had het magazine de naam PINDA* en in 2020 de naam PINDAH*. Tussen partijen zijn diverse geschillen ontstaan ten aanzien van de samenwerking, de financiële afspraken en het gebruik van het woordmerk. Beide partijen zijn van mening dat zij recht hebben op het woordmerk PINDAH* en de daarbij behorende domeinnaam. Vaststaat dat MIMM het woordmerk heeft geregistreerd. Hierdoor weegt de rechtbank het belang van MIMM zwaarder en komt ze tot de voorlopige conclusie dat MIMM de rechthebbende van het intellectueel eigendom omtrent het merk PINDAH* is. 

2.14. De rechtbank oordeelt als volgt. Bij een incident als het onderhavige komt het zoals gezegd aan op een belangenafweging en de aannemelijkheid van de vordering. In het kader van die belangenafweging is de rechtbank van oordeel dat het belang van MIMM zwaarder moet wegen dan het belang van Indomedia, gelet op de financiële gevolgen die een dergelijk verbod voor MIMM zullen hebben. Bovendien is sprake van gevolgen die voor MIMM niet ongedaan kunnen worden gemaakt na een uitspraak in de hoofdzaak. Bij deze beoordeling van de belangen speelt ook mee dat de vordering van Indomedia niet voldoende aannemelijk is. Aangezien MIMM op 6 mei 2020 het woordmerk PINDAH* heeft gedeponeerd moet het er naar het voorlopig oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat MIMM ook eigenaar is van het woordmerk. Indomedia heeft geen woordmerk ingeschreven waardoor zij in beginsel ook geen staking van het gebruik van dat woordmerk kan vorderen. Artikel 13 van de overeenkomst uit 2020 (zoals weergegeven onder 2.12.), dat volgens Indomedia moet worden gezien als een licentie, en de verklaring van [de heer A] zijn daarvoor in ieder geval niet voldoende. De stelling van Indomedia dat zij auteursrechten bezit is bovendien niet toegelicht en onderbouwd. Met haar stellingen heeft Indomedia niet aannemelijk gemaakt dat zij enige intellectuele eigendomsrechten bezit, zodat dit deel van de vordering in het incident zal worden afgewezen.