29 apr 2025
Geen auteursrechtelijke bescherming of slaafse nabootsing bij functioneel bepaalde rotan bloemenhuls

Hof Den Haag 29 april 2025, IEF 22717; ECLI:NL:GHDHA:2025:928 (Appellant tegen geïntimeerde). Kort geding in hoger beroep. Geïntimeerde Mandwerk B.V. (hierna: geïntimeerde), ontwerpt en verhandelt sinds 1915 rotanproducten. Deze zaak betreft de door haar ontworpen bloemenhulzen (hierna: de VdL-bloemenhuls) die zij in 2013 voor het eerst openbaar maakte. Appellante Import B.V. (hierna: appellante), importeert rotanproducten uit Indonesië en bracht in het najaar van 2023 vergelijkbare bloemenhulzen op de markt onder de naam Kaya. Op 15 januari 2024 sommeerde geïntimeerde appellante tot staking van het gebruik van de Kaya-hulzen wegens auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter wees de vorderingen op grond van auteursrechtinbreuk toe. In hoger beroep stelt appellante dat er geen sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en dat ook van onrechtmatige nabootsing geen sprake is. Geïntimeerde stelt dat zij auteursrechthebbende is op de VdL-bloemenhulzen en dat de combinatie van bepaalde elementen van de VdL-huls een persoonlijk stempel draagt en creatieve keuzes weerspiegelt. Zij beroept zich op de combinatie van kenmerken, niet op afzonderlijke elementen. Appellante betwist dit en voert aan dat zowel de afzonderlijke elementen als de combinatie banaal en standaard zijn en reeds vóór 2013 gebruikelijk waren.
Het hof sluit zich hierbij aan. De toegepaste vlechttechniek en het dikker vlechten aan de randen zijn standaard bij rotanproducten, zoals ook is vastgelegd in de overgelegde documentaties uit 1909 en 1916, en tevens in overgelegde brochures uit 2010 en 2011. De vierkante vorm volgt uit de vorm van de bloemenemmer waarvoor de huls is ontworpen en is functioneel bepaald. Ook het gebruik van grijs rotan berust op technische noodzaak: de kleur ontstaat doordat rotanstengels worden geweekt in een modderbad, wat het vlechten vergemakkelijkt en de duurzaamheid verhoogt. Appellante heeft vergelijkbare producten overgelegd die dateren van vóór 2013. Ten aanzien van de combinatie van elementen oordeelt het hof dat deze eveneens uit standaardpraktijken voortkomt en geen creatieve keuzes weerspiegelt. Het ontbreken van een bodem is volgens het hof slechts functioneel van aard: het dient om een bloemenemmer aan het zicht te onttrekken zonder deze op te tillen en biedt praktische voordelen zoals stabiliteit en bescherming tegen waterbeschadiging. Omdat dit de voor de hand liggende en feitelijk enige praktische wijze van uitvoering is, kan dit niet als creatieve keuze gelden. Het hof concludeert dat de VdL-bloemenhuls geen auteursrechtelijk beschermd werk is.
Ook de vordering op grond van slaafse nabootsing wordt afgewezen. De VdL-huls had, afgezien van het ontbreken van de bodem, geen eigen gezicht op de markt toen appellante haar Kaya-hulzen eind 2023 aanbood. De gebruikte combinatie van elementen zoals vorm, kleur en vlechtwijze was gangbaar, waardoor het hof verwarring enkel op grond van deze combinatie niet aannemelijk acht. Hoewel geïntimeerde stelt dat zij als enige een bodemloze bloemenhuls aanbiedt, is dit als enige onderscheidende element technisch en functioneel bepaald en dus niet beschermingswaardig. Bovendien kan van appellante niet worden gevergd dat zij afziet van het gebruik van grijs rotan, een gangbare vlechtmethode of een vierkante vorm. Deze elementen zijn functioneel, duurzaam, voordelig en gewenst door het relevante publiek. Tot slot verkoopt zij haar producten met een duidelijk label, wat het risico op verwarring beperkt. Het gevorderde verbod wegens slaafse nabootsing wordt daarom ook afgewezen.
6.9. Het element dat aan voormelde combinatie is toegevoegd (of eigenlijk weggelaten) is de ontbrekende bodem (element f). Het achterwege laten van de bodem is een idee, namelijk om een (onaantrekkelijke) bloemenemmer aan het zicht te onttrekken door er een huls zonder bodem overheen te plaatsen (hierna ook: het Idee) in plaats van deze in een (rotan) mand te plaatsen. Het hof acht voorshands aannemelijk dat de meest voor de hand liggende en meest praktische (en daardoor in feite slechts de enige) manier om dit Idee uit te voeren is het achterwege laten van de gehele bodem. Dat is de wijze waarop het Idee in de VdL-bloemenhulzen is uitgevoerd. Dat dit, gelet op de functie en de vorm van de bloemenemmers, praktisch anders zou kunnen worden uitgevoerd is niet gesteld. Dit leidt ertoe dat ook dit element niet het gevolg is van een vrije en creatieve keuze. Overigens acht het hof voorshands aannemelijk dat ook het Idee zelf uitsluitend gekenmerkt wordt door praktische overwegingen omdat het hof voorshands aannemelijk acht dat de bloemenhuls ten opzichte van een mand een aantal praktische voordelen biedt. Immers door het gebruik van een bloemenhuls hoeft een gevulde zware bloemenemmer niet opgetild te worden om in een mand te worden geplaatst; de huls kan er overheen worden geplaatst. Voorts staat een bloemenemmer in het algemeen stabieler op de grond dan in een (rotan) mand en is bij de bloemenhuls geen risico van beschadiging (krom trekken) en vervuiling van de (rotan) bodem door het lekken of verspillen van water uit de bloemenemmer. De omstandigheid dat een idee en de uitvoering daarvan nieuw en/of uniek zijn betekent nog niet dat de uitvoering van dat idee voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Daarvoor is immers nodig dat de uitvoering het gevolg is van een creatieve keuze. Nu daarvan geen sprake is komt ook aan het ontbreken van de bodem (element f) op zichzelf en aan de combinatie van de niet auteursrechtelijke beschermde combinatie van de elementen a tot en met e en de ontbrekende bodem geen auteursrechtelijke bescherming toe en is de VdL-bloemenhuls niet aan te merken als een auteursrechtelijk beschermd werk.