Gepubliceerd op donderdag 27 juli 2023
IEF 21590
Rechtbank Overijssel ||
26 jul 2023
Rechtbank Overijssel 26 jul 2023, IEF 21590; ECLI:NL:RBOVE:2023:2974 (G&G/LBC), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-auteursrecht-op-beddengoed-van-lbc

Geen auteursrecht op beddengoed van LBC

Rechtbank Overijssel 26 juli 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:2974, IEF 21590 (G&G/LBC) De rechtbank Overijssel laat zich in deze uitspraak uit over het geschil tussen eiser G&G Sales International B.V. (hierna: G&G) en verweerster Luxury Bedding Company B.V. (Hierna: LBC). Beide partijen verkopen boxsprings en ander beddengoed. G&G verkoopt exemplaren van de Norma-collectie. LBC verkoopt exemplaren uit de Sertra-collectie. G&G verwijt LBC van oneerlijke mededinging, omdat LBC haar klanten benadert omtrent de gestelde inbreuken van G&G. Daarom vordert G&G een verbod voor LBC om zich publiekelijk uit te laten over de Norma-collectie en om zakelijke relaties van G&G te benaderen. Daarnaast vordert G&G schadevergoeding. LBC stelt op haar beurt dat G&G inbreuk maakt op haar auteursrechten, dan wel dat zij zich schuldig maakt aan slaafse nabootsing. Daarom vordert zij in reconventie een verbod op deze inbreuk, dan wel slaafse nabootsing. 

De kernvraag in het geschil is of LBC het auteursrecht op de Sertra-collectie heeft. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend, omdat de totaalindrukken van deze collectie niet op een voldoende eigen wijze uiting geven aan een (destijds) vigerende stijl, trend of mode. Zij ontberen de benodigde eigenzinnigheid om auteursrechtelijke bescherming te verdienen. De keuzes die gemaakt zijn bij het ontwerpen van de Sertra-collectie doen de rechtbank niet tot de conclusie komen dat er sprake is van een eigen, oorspronkelijk karakter, noch dat er een persoonlijk stempel van de maker op rust. De gestelde slaafse nabootsing is daarom pas onrechtmatig als er verwarringsgevaar te duchten is. De rechtbank oordeelt dat daar geen sprake van is, omdat het logo van de Norma-collectie duidelijk op de producten staat. Daardoor is er geen gevaar dat de producten van de twee ondernemingen in geding met elkaar verward worden. Van slaafse nabootsing is daarom geen sprake. De rechtbank oordeelt vervolgens dat de berichten van LBC aan G&G, en vooral aan haar afnemers, onrechtmatig waren. LBC had moeten beseffen dat zij geen auteursrecht had op de producten die zij verkoopt. De rechter wijst de vorderingen van LBC af en de vorderingen van G&G in conventie toe. 

6.10 De rechtbank concludeert daarom dat de Serta-collectie geen auteursrechtelijk beschermd werk is. Weliswaar kan niet worden ontkend dat LBC bij de totstandkoming van de Serta-collectie eigen/persoonlijke en creatieve keuzes heeft gemaakt, maar deze keuzes hebben te weinig onderscheidend vermogen ten opzichte van de keuzes die andere aanbieders als G&G bij de ontwikkeling van hun collectie(s) hebben gemaakt. Gelet op het vormgevingserfgoed ontbeert de Serta-collectie een eigen, oorspronkelijk karakter. Daarnaast kan niet gezegd worden dat de Serta-collectie het persoonlijk stempel van de maker draagt. De door LBC gehanteerde werkwijze is in de beddenbranche niet ongebruikelijk, zodat het monopoliseren daarvan te ver gaat. LBC heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat de Serta-collectie het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest dat auteursrechtelijke bescherming verdient. Voor zover LBC betoogt dat de Serta-collectie vanaf 2014 als een nieuw werk moet worden beschouwd, faalt dit betoog. Dat sprake is van nieuwe ontwerpen is onvoldoende gesteld of gebleken. Hooguit kan worden gesproken van samenstellen of (door)ontwikkelen van de bestaande collectie, zowel qua techniek als vormgeving aan de laatste mode, zoals ook blijkt uit de beschrijving van LBC van de ontwikkeling van de Serta collectie in randnummers 82 t/m 113 van de conclusie van antwoord in incident en daarna de vergelijking met de Norma-collectie in randnummers 118 t/m 126 van dezelfde conclusie. Een eigen, oorspronkelijk karakter kan niet worden vastgesteld.

6.15 Van verwarringsgevaar is bovendien pas sprake als het publiek de producten van Norma kan verwarren met die van Serta. Het gaat daarbij om de invloed van de gelijkenis op de aankoopbeslissing. Daarbij is bepalend de totaalindruk van elk product en de beschouwing daarvan door een weinig oplettend kopend publiek dat de beide producten meestal niet naast elkaar ziet (HR 7 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0273, NJ 1992/392 (Rummikub)).
In de onderhavige zaak wordt de Norma-collectie gepresenteerd op consequente wijze waarbij het merk Norma duidelijk zichtbaar is. G&G vermeldt in haar presentatie (point-of-sale) consequent het merk Norma in een rood vierkant met de witte letters NORMA. Dit logo staat overigens ook op de kussens en de loper die op het voeteneind van een bed ligt. Gelet op de duidelijke herkenbaarheid van een Norma-point-of-sale is niet goed voorstelbaar dat een klant een Norma-bed koopt, terwijl zij in de veronderstelling verkeert dat zij een Serta-bed aanschaft. Daar komt bij dat Norma op de toppers een N heeft geborduurd. Er is, vanwege verschillende aspecten, geen sprake van een-op-een kopieën. Dat de bedden van beide merken van hoge kwaliteit zijn is niet voldoende om verwarringsgevaar te kunnen aannemen. LBC heeft immers geen monopolie op boxspringbedden in het luxe segment. Van verwarringsgevaar is dan ook onvoldoende gebleken.