30 sep 2025
Geen aanhouding in zaak tussen DPS en Meta c.s.

Hof Amsterdam 26 september 2025, IEF 23008; IT 4981; ECLI:NL:GHAMS:2025:2657 (DPS tegen Meta c.s.). Deze zaak is een collectieve actie volgens artikel 3:305a (oud) BW, dat gold vóór de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie (WAMCA). DPS komt hierin op voor de belangen van Nederlandse gebruikers van Facebook. Het gaat in deze procedure in de kern om de vraag of Meta c.s. onrechtmatig hebben gehandeld bij de verwerking van persoonsgegevens van Nederlandse Facebookgebruikers in de periode van 1 april 2010 tot 1 januari 2020. Meta c.s. hebben hun incidentele vordering ingesteld naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbank Rotterdam heeft gesteld aan het HvJEU [IT 4941]. Deze vragen gaan over de WAMCA en de AVG. Ook stelt Meta c.s. dat er extra vragen gesteld moeten worden aan het HvJEU.
Het hof oordeelt dat de beantwoording van deze vragen is niet van relevant is voor de beoordeling van de collectieve vorderingen van DPS, omdat de WAMCA niet van toepassing is op deze collectieve vorderingen. Het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen. De mondelinge behandeling vindt plaats op 13-14 oktober. De vraag of er aanleiding bestaat om de door Meta c.s. voorgestelde vragen te stellen, moet worden beoordeeld door de rechter in de bodemzaak.
2.5 Het hof ziet geen aanleiding voor aanhouding van deze zaak in afwachting van de antwoorden van het HvJEU op de door de rechtbank Rotterdam gestelde prejudiciële vragen. De beantwoording van deze vragen is niet van belang voor de beoordeling van de collectieve vorderingen van DPS, reeds omdat de WAMCA niet van toepassing is op deze collectieve vorderingen. Voor zover de door de rechtbank Rotterdam gestelde vraag 3 van belang zou kunnen zijn voor deze zaak, weegt het belang dat is gediend met aanhouding in afwachting van het antwoord daarop niet op tegen het belang dat wordt gediend met het tegengaan van onredelijke vertraging van de procedure. Hierbij is van belang dat de AVG op 25 mei 2018 in werking is getreden, terwijl de vorderingen een veel langere periode bestrijken en de vorderingen voorts – ook voor de periode vanaf 25 mei 2018 – ook zijn gestoeld op andere grondslagen.