Gepubliceerd op donderdag 3 oktober 2013
IEF 13102
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Earth Water-merkdepots niet te kwader trouw

Rechtbank Amsterdam 14 augustus 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:4716 (Earth Water International LTD. tegen Upstream Advertising B.V.)
EWI is een Canadese vennootschap die zich bezighoudt met de verkoop van flessenwater. EWI is sinds 5 2005 houdster van het Canadese merkrecht op het woordbeeldmerk "Earth Water". In 2007 is in Nederland de rechtspersoon EWE opgericht. EWI heeft met EWE een overeenkomst gesloten om het merk te gebruiken. Upstream is met EWE overeengekomen dat zij de (beeld)merken zou ontwerpen en in ruil daarvoor de merkrechten zou verkrijgen. Upstream heeft verscheidene woordbeeldmerken "Earth Water" (zie verder) in de Benelux en Europa ingeschreven. Ook heeft Upstream domeinnamen met het merk geregistreerd. EWI vordert de overdracht en/of nietigverklaring van de door Upstream ingeschreven merken en domeinnamen, op straffe van een dwangsom. Ook vordert zij nietigverklaring van de gemeenschapsmerken. EWI stelt dat zij nooit toestemming heeft gegeven voor registratie van de merken en de registraties ter kwader trouw zijn gedaan.

De rechtbank kan nu niet vaststellen dat Upstream op de momenten van de depots te kwader trouw was. Zonder nadere toelichting, kan evenmin worden aangenomen worden dat Upstream reeds door het deponeren van de merken onrechtmatig handelde. De vorderingen van EWE tot overdracht en/of nietigverklaring worden afgewezen. Upstream mag ook de domeinnamen voeren nu zij merkhouder is. De rechtbank verwijst de zaak met betrekking tot de nietigverklaring van het Gemeenschapsmerk door naar de rechtbank Den Haag.

De beoordeling
4.5 Door het Hof van Justitie van de Europese Unie is op 27 juni 2013 bepaald (HvJEU: C-320/12:) dat het begrip „kwade trouw” in de zin van de toepasselijke richtlijn – en derhalve ook in de zin van het BVIE – een autonoom begrip van Unierecht is dat eenvormig moet worden uitgelegd in de Europese Unie. Om de kwade trouw van de aanvrager van een merk in de zin van deze bepaling vast te stellen, moet rekening worden gehouden met alle relevante factoren van het concrete geval die bestaan op het tijdstip van indiening van de merkaanvraag. De omstandigheid dat de aanvrager op het tijdstip van indiening van zijn aanvraag weet of behoort te weten dat een derde in het buitenland een merk gebruikt dat kan worden verward met het merk waarvan inschrijving is aangevraagd, volstaat op zich niet om vast te stellen dat de aanvrager te kwader trouw is.

4.7 Upstream heeft aangevoerd dat zij tot het deponeren van de merken bevoegd was omdat zij met EWE daarover een overeenkomst had gesloten. Achtergrond van die overeenkomst, aldus Upstream bestond eruit dat EWE in financiële problemen was. Dat leidde er toe dat enerzijds EWE geen middelen had om Upstream voor het ontwerpen van het beeldmerk te betalen en anderzijds het risico bestond dat bij een deconfiture de merkrechten in de boedel zouden achterblijven. Er is toen overeengekomen tussen EWE en Upstream, dat Upstream de (beeld)merken zou ontwerpen en daarvoor in plaats van betaling de merkrechten zou verkrijgen en dat EWE de eerste vijf jaar om niet een licentie voor het gebruik van de merken zou krijgen en daarna tegen betaling van de in de overeenkomst genoemde vergoeding.

4.8 Deze lezing van Upstream acht de rechtbank acht onvoldoende gemotiveerd weersproken De tekst van de e-mail van [naam 6] genoemd in r.o. 2.11, is op dit punt voldoende duidelijk Door EWI is niet betwist dat [naam 6] op dat moment bestuurder van EWI was. Zij voert slechts aan dat hieruit geen toestemming van EWI voor toe-eigening door Upstream van de merken en domeinnamen blijkt. Dat moge zo zijn, maar niet is weersproken dat namens EWI werd aangestuurd op merkenregistratie door Upstream. Dat na 2008 het gevaar op faillissement zou zijn geweken, zoals EWI stelt, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd nu in februari 2009 EWI nog spreekt van een “cash flow crunch” en schrijft “[we] are still desperately short of cash for US production”. Dat en wanneer de situatie wezenlijk anders is geworden, is door EWI niet – voldoende onderbouwd – gesteld. Voor zover al moet worden aangenomen dat EWI geen expliciete toestemming heeft gegeven, zijn door EWI onvoldoende omstandigheden aangevoerd om aan te nemen dat Upstream op die momenten te kwader trouw (in de zin van de richtlijn en het verdrag) handelde. De wetenschap van het gebruik van het overeenstemmende Canadese merk door EWI is daartoe immers – zeker in deze omstandigheden – niet voldoende. Niet gesteld of gebleken is dat de merken door Upstream zijn gedeponeerd in de periode dat [naam 4] en [naam 3] EWE al hadden verlaten of daartoe de intentie al hadden. De stellingen van EWI omtrent het handelen van [naam 3] en [naam 4] in de relatie tussen EWE en UNCHR zijn niet relevant voor de vraag of het depot te kwader trouw geschiedde.

4.10 Dat wil zeggen dat niet is komen vast te staan dat op de momenten van depot Upstream te kwader trouw was.

4.11. Aangezien de rechtbank gehouden is de rechtsgronden aan te vullen, dient de rechtbank te beoordelen of de door EWI gestelde feiten – indien bewezen – een onrechtmatige daad jegens haar door Upstream opleveren. De rechtbank is van oordeel dat dat niet geval is. Zoals hiervoor overwogen is niet gebleken dat Upstream te kwader trouw was toen zij de merken deponeerde. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan evenmin aangenomen worden dat Upstream reeds door het deponeren van de merken onrechtmatig handelde. Niet betwist is dat Upstream daadwerkelijk werkzaamheden – zoals het ontwerp van het ook door EWI gebruikte logo – heeft verricht en evenmin is betwist dat zij voor die werkzaamheden geen vergoeding ontvangen heeft. Dat zij vervolgens, samen met [naam 3] en [naam 4], de merken is gaan exploiteren, is niet zonder meer misbruik van de haar toekomende merkenrechten en evenmin – zonder meer – onrechtmatig jegens EWI. Daarbij speelt met name een rol dat EWI wel betwist dat zij toestemming heeft gegeven voor registratie door Upstream – hetgeen zich niet laat rijmen met de e-mail van [naam 6] – maar niet voldoende toelicht wat tussen partijen te gelden had en derhalve niet wat zij Upstream verwijt.

Op andere blogs:
DomJur

Benelux woordmerk
Benelux beeldmerk
Internationaal woordmerk
Internationaal beeldmerk
Europees woordmerk
Earth coffee Europees woordmerk
Earth Benelux woordmerk