Gepubliceerd op dinsdag 12 april 2005
IEF 177
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Dames en Heren: De Pleisterrrrrrs!

Vonnis Rechtbank 's-Gravenhage, 12 april 2005, KG 05/313, Moelker, Gnass en Kutze tegen Oosterman. Voormalige bandleden met Bordewijkachtige achternamenm ruziën om prozaïsche bandnaam. Rechtbank neemt kennis van het kennelijk verhitte relaas van de gebrouilleerde muzikanten en vat het allemaal heel beschaafd samen.

Een voorlopige beoordeling, waartoe het bestek van een kort geding zich beperkt, leidt er niet toe dat aannemelijk is dat Oosterman aan eisers een exclusieve licentie, derhalve met uitsluiting van zichzelf, heeft gegeven dan wel dat eisers dit hebben mogen begrijpen. Daarvoor is redengevend dat alle partijen duidelijk was dat de band reeds vele jaren vóórdat eisers daarbij betrokken waren, als zodanig bestond en ook toen wisselende samenstelling had gehad, terwijl het enige vaste element steeds heeft bestaan in de bemoeiingen van Oosterman, aan wie ook het recht op de naam toekwam. Onder die omstandigheden zouden er overduidelijke aanwijzingen moeten zijn dat Oosterman op enig moment afstand heeft gedaan van de naam “De Pleisters”, en wel door het verlenen van de door eisers gestelde exclusieve licentie. Van dergelijke aanwijzingen is ten processe niet gebleken.

Met het vorenstaande is niet gezegd dat het op voorhand aannemelijk is dat de door Oosterman aan de feitelijke situatie meegegeven juridische kwalificatie wèl de juiste is. Het lijkt er eerder op dat er een maatschap tussen partijen heeft bestaan, waarin ieder van partijen het zijne heeft ingebracht. De inbreng van Oosterman bestond dan uit (laatstelijk) het ter beschikking stellen van de naam en zakelijke dienstverlening.

Overigens maakt het voor de afloop van dit geding geen verschil of er sprake is van een afroepcontract of van een maatschap. In beide gevallen is er geen aanleiding voor het treffen van de door eisers gevraagde voorzieningen. Voor het geval er slechts een afroepcontract was is dat duidelijk, maar ook indien sprake zou zijn van een maatschap kunnen de door eisers gevorderde voorzieningen slechts worden toegewezen als op voorhand vast zou staan dat een verdeling van de maatschap in elk geval zou inhouden dat het recht om onder de naam “De Pleisters” op te treden aan eisers zou worden toebedeeld. Dat is niet het geval. Integendeel: veeleer is aannemelijk dat dat recht aan Oosterman, als de oorspronkelijk gerechtigde, zal toevallen en niet aan eisers die eerst relatief korte tijd deel uit maken van de band. De slotsom is dat de vordering van eisers behoort te worden afgewezen

Lees vonnisDe Pleisters