Gepubliceerd op maandag 20 april 2020
IEF 19151
Hoge Raad ||
17 apr 2020
Hoge Raad 17 apr 2020, IEF 19151; ECLI:NL:PHR:2020:384 (Stokke tegen Hauck), https://www.ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-in-stokke-tegen-hauck

Uitspraak ingezonden door Sjo Anne Hoogcarspel en Josine van den Berg. Mount Law.

Conclusie AG in Stokke tegen Hauck

HR Conclusie A-G 17 april 2020, IEF 19151; ECLI:NL:PHR:2020:384 (Stokke tegen Hauck) In dit stadium van het geding gaat het om de vraag of de vorm van de Tripp Trapp-stoel rechtsgeldig is gedeponeerd als merk voor ‘stoelen, met name kinderstoelen’. Na verwijzing heeft het gerechtshof deze vraag ontkennend beantwoord omdat het gaat om een vorm die door de aard van de waar wordt bepaald. In het principaal cassatieberoep wordt opgekomen tegen dat oordeel. De A-G concludeert dat argumenten voor auteursrechtelijke bescherming van het stoelontwerp niet van doorslaggevend belang zijn voor de vraag of daarnaast ook nog de mogelijkheid van merkrechtelijke bescherming bestaat. De conclusie strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

2.40 Tegen de achtergrond van het voorgaande kan naar mijn mening niet worden volgehouden dat het bestreden oordeel ontoereikend is gemotiveerd, ook niet in het licht van de in dit subonderdeel opgesomde gegevens. Het hof heeft klaarblijkelijk onderzocht of in het als
vormmerk gedeponeerde teken (de afbeelding van de vorm van de Tripp Trapp-stoel) een ander element dat niet inherent is aan de generieke functie van de waar, een belangrijke of wezenlijke rol speelt. Die vraag heeft het hof ontkennend beantwoord. Het hof mocht daarbij volstaan met een beoordeling van het gedeponeerde teken in totaal: geen rechtsregel noopte het hof om in zijn redengeving uitdrukkelijk en afzonderlijk in te gaan op elk van de onder (i) tot en met (vii) in dit subonderdeel opgesomde elementen. Het hof behoefde in zijn motivering evenmin nader in te gaan op de gestelde bekroning van dit stoelontwerp met verschillende prijzen of op het feit dat de Tripp Trapp-stoel is opgenomen in de collectie van een museum. Die argumenten kunnen erop duiden dat het stoelontwerp voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, maar zijn als zodanig niet van doorslaggevend of overwegend belang voor de vraag of daarnaast ook nog de mogelijkheid van merkrechtelijke bescherming bestaat. De slotsom is dat subonderdeel 1.5 faalt.