Gepubliceerd op woensdag 29 maart 2023
IEF 21324
Rechtbank Midden-Nederland ||
28 dec 2022
Rechtbank Midden-Nederland 28 dec 2022, IEF 21324; ECLI:NL:RBMNE:2022:5565 (BREIN tegen gedaagde), https://www.ie-forum.nl/artikelen/brein-vordert-overdracht-van-de-drie-domeinnamen

BREIN vordert overdracht van de drie domeinnamen

Rechtbank Midden-Nederland 28 maart 2022, IEF 21324; ECLI:NL:RBMNE:2022:5565 (Brein tegen gedaagde) BREIN is een stichting die zich richt op het bestrijden van auteursrechtinbreuken, met name voor de bij haar aangesloten rechthebbenden. In deze zaak gaat het over drie websites waarop IPTV-pakketten werden verkocht. Deze pakketten boden via hyperlinks toegang tot illegaal aanbod van beschermde films, series en (premium) televisiekanalen. Volgens BREIN is gedaagde niet degene die de IPTV-pakketten heeft verkocht, maar wel de eigenaar van de drie domeinnamen die naar de websites leiden. BREIN beweert dat gedaagde de domeinnamen niet te goeder trouw heeft geregistreerd omdat er opzettelijk een onjuist adres in Nederland is opgegeven bij het EURid (domeinnamenregister). In feite zou gedaagde slechts de katvanger zijn van de persoon die de IPTV-pakketten via de websites heeft verkocht. BREIN is van mening dat gedaagde onrechtmatig handelt en eist daarom dat hij de drie domeinnamen aan haar overdraagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat BREIN ontvankelijk is in haar collectieve vordering en wijst BREIN aan als exclusieve belangenbehartiger voor alle rechthebbenden op entertainmentcontent van IPTV-pakketten die via de domeinnamen beschikbaar zijn gemaakt.

3.12. De rechtbank is van oordeel dat BREIN inderdaad een beroep toekomt op de uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 3:305 lid 6 BW. Hierbij acht de rechtbank in de eerste plaats van belang dat BREIN geen schadevergoeding vordert, maar maatregelen ter handhaving van rechten van intellectuele eigendom. Een vordering die in de wetgeschiedenis expliciet wordt genoemd als voorbeeld van een vordering waarvan de aard met zich meebrengt dat artikel 3:305 lid 6 BW kan worden toegepast.4 Verder acht de rechtbank van belang dat de aangeslotenen voor wie BREIN optreedt grote partijen zijn (onder andere Netflix, Walt Disney Studios Motion Pictures en Pictoright) die goed in staat zijn om te beoordelen of BREIN hun belangen naar behoren behartigt. Voor hen is een toets aan de stringentere ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a lid 2 tot en met 5 BW niet nodig. Zowel de aard van de vordering als de aard van de personen tot bescherming wier belangen de rechtsvordering strekt, rechtvaardigt dus de lichte ontvankelijkheidstoets van artikel 3:305a lid 6 BW. 

3.19. Aan het vereiste van artikel 1018c lid 5 sub b BW is voldaan. Een werk kent diverse rechthebbenden en op de duizenden werken die via de IPTV-pakketten beschikbaar zijn gemaakt kunnen duizenden rechthebbenden rechten claimen. Indien de individuele rechthebbenden zouden worden genoodzaakt om individuele rechtszaken te voeren over de wijze waarop [gedaagde] het beweerdelijke inbreukmaken op hun intellectuele eigendomsrechten zouden hebben gefaciliteerd, zou dit niet efficiënt zijn. Daarbij komt dat de uiteindelijk te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen in grote mate gemeenschappelijk zijn en de groep aangeslotenen bij BREIN voldoende groot is om behandeling in een collectieve procedure te rechtvaardigen.

3.26. BREIN heeft in haar dagvaarding niet concreet uiteengezet voor welke nauw omschreven groep personen zij de belangen behartigt in deze procedure. In de dagvaarding geeft BREIN wel aan (zie randnummer 13): “de vorderingen strekken tot bescherming van de belangen van de rechthebbenden op entertainmentcontent”. Uit de overige inhoud van de dagvaarding blijkt dat BREIN meer specifiek opkomt voor de belangen van rechthebbenden op werken die onderdeel zijn van de IPTV-pakketten die zijn verspreid via de domeinnamen gehouden door [gedaagde] . Gelet hierop, komt de rechtbank tot de volgende omschrijving van de groep personen wiens belangen BREIN in deze procedure behartigt: alle rechthebbenden op de entertainmentcontent van de IPTV-pakketten die via de domeinnamen [website 1] , [website 2] , en [website 3] beschikbaar zijn gemaakt. Deze omschrijving zal ook worden opgenomen in de beslissing van de rechtbank hieronder. De afbakening is van belang, omdat de uitkomst in deze procedure bindend is voor alle personen binnen de groep, behalve voor hen die op grond van artikel 1018f Rv gebruikmaken van de hierin geboden mogelijkheid voor een opt-out.

3.29. De rechtbank is voornemens te bepalen dat de aanschrijving van de ‘bekende personen’ bij gewone brief (artikel 1018f, lid 3, eerste volzin Rv) zal moeten geschieden. Onder ‘bekende personen’ wordt verstaan: de bij BREIN aangeslotenen die (mogelijk) rechthebbenden zijn op de entertainmentcontent van de IPTV-pakketten die via de domeinnamen [website 1] , [website 2] , en [website 3] beschikbaar zijn gemaakt. Om praktische redenen is de rechtbank voornemens om toe te staan dat deze brief (uitsluitend) per e-mail wordt toegestuurd.

3.34. De rechtbank is ten slotte voornemens te bepalen dat voormelde aankondigingen ook dienen te worden aangetekend in het centraal register voor collectieve vorderingen, in de map “collectieve vordering tegen gedaagde” van 6 december 2021.